[klik voor vergroting]Romans moeten ergens over gaan, zeggen we tegen elkaar. We bedoelen dan dat ze iets aan de orde moeten stellen over wat we nog niet wisten. Waar hoeven romans niet te zijn, liever niet zelfs, de waarheid ligt nu eenmaal op het kerkhof of staat in de krant. Fantaseren, grappen maken, je verlekkeren, achteraf je daden goed praten, de kop in het zand steken, iedereen op het verkeerde been zetten – alles is in romans toegestaan zolang we als lezer het gevoel hebben er iets van te hebben opgestoken. Soms gaat een roman over problemen die we zelf al lang kenden. De opvoeding. De rites de passage. De eerste liefde. Het gevoel ergens niet thuis te zijn. De depressie. Het seksuele tekort. Het idee dat het kapitalisme alles vernietigt. Dat kennen we of weten we natuurlijk allemaal al, we lopen al langer rond dan vandaag. Het komt er dan voor een schrijver op aan in stijl en schrijfverlangen iets aan te boren wat lezers nog niet wisten of vergeten waren. Alles in De avonden van Reve is bekend uit onze eigen jeugd, maar wat dit boek laat uitstijgen boven het zelfbeklag en het zelfmedelijden waar we allemaal last van hebben, is de verbluffende stijl en het ongehoorde en obsessionele schrijfverlangen dat het verhaal en de zinnen voort- en voortstuwt. Dat je zo dus ook een roman kunt schrijven. Wow!
(..) Peeters maakt van de herinneringen van een oude professor een ware zoektocht naar essentie zonder dat je het idee hebt in een of andere rare wereld te zijn beland. Alles is gewoon en tegelijkertijd is alles raadselachtig.
‘Buiten wapperden de beddenlakens, aangeblazen door de nachtwind. De geest. In het nachtgoed fluistert de geest, dacht ik.’ Overal moet wel ‘de geest’ zijn. ‘Mijn kamer baadde in het warme, grijze licht van de volle maan.’ Ach, dit is een schitterende zin uit het begin waarin de hele tendens van deze roman al direct is geformuleerd.