Veertjes langs veertjes
[fragment] Jij dient te berusten in je dagelijkse teleurstellingen, je onvervulde verwachtingen en je persoonlijke drama’s. Natuurlijk, dat weet je heus allemaal, en je hebt er ook in berust. Tenminste, dat houd je jezelf voor, terwijl er een vogeltje waarvan je de naam niet weet langs je oor scheert. Aan het einde van zijn glijvlucht slaat hij even met zijn vleugels. In de stilte die het vogeltje doorbreekt, hoor je bij het opstijgen veertjes langs veertjes strijken – een wonder. Je draait je hoofd om zijn pad te volgen, houdt een hand boven je ogen tegen de zon.
Zo zit je daar, bij je huisje, met toegeknepen ogen, en je overdenkt je verbijsterende onnozelheid, je kille koppigheid, je onwil om je geheel eigen en niet-aflatende verlangen los te laten. Wanneer het water begint te borrelen en je de klik van de ketel hoort, sta je op en zegt tegen jezelf: Je bent onbeduidend. Laat het – hém – eindelijk los. Maar de gebiedende wijs vindt geen weerklank, en het lijkt erop dat je een volkomen kansloze onderneming gewoon doorzet. Totdat het moment daar is, totdat je het geheime teken krijgt van je geliefde, blijf je je vastklampen, al dreigt het oneindige, duistere onbekende.
Na de inventaris te hebben opgemaakt van de stilzwijgende overgave die deze – elke – oorlog eist, heb je besloten dat er één verlies is dat te veel gevraagd is. Eén offer dat je niet bereid bent te brengen. Het is het persoonlijk gemis dat je niet langer kunt verdragen en waarin je niet langer berust.