Twijfelaars, buitenstaanders

Twijfelaars, buitenstaanders

rosenboom3

Wie de historische romans van Thomas Rosenboom bekijkt, ziet een stroom van vernieuwingen fraai gekanaliseerd voorbij vloeien. De revolutionaire omwentelingen van de late verlichting in Gewassen vlees (1994), de stedelijke modernisering van de negentiende eeuw in Publieke werken (1999) en de radicale vernieuwingen van de vroeg twintigste-eeuwse industrie (meer bepaald de scheepsbouw) in De nieuwe man (2003).

Rosenbooms personages staan altijd dubbelzinnig tegenover de moderne tijd die op hen afkomt: enerzijds willen ze ervan profiteren, anderzijds willen ze niet verliezen wat ze bezaten in voormoderne tijden. Het zijn twijfelaars, buitenstaanders, die vanaf de oever de stroom voorbij zien komen en nu eens vol heimwee stroomopwaarts blikken naar vroeger, dan weer vol verlangen ergens bij te horen stroomafwaarts naar de toekomst kijken.

De historische romans van Rosenboom tonen de geschiedenis dus niet als een stilstaand beeld – een schilderij dat je rustig kunt bekijken – maar als een beweging. Die dynamiek is echter niet te vergelijken met de wervelwind van de gemiddelde avonturenroman, maar veeleer met de soms stokkende voortgang van een vertraagde film. De vertraging à la Rosenboom is het werk, ten eerste, van zijn brede en beeldrijke stijl, die aandacht vraagt voor de beschrijving en zodoende de actie af en toe naar de achtergrond dringt. Ten tweede wordt ze veroorzaakt door het inzoomen op de twijfelzieke personages, die aarzelen tussen terugkeren en vooruithollen, passiviteit en actie. Hun dubbelzinnig verlangen is de microscopische versie van de paradoxale beweging van de tijd, die zichzelf alleen kan handhaven door zichzelf te verraden: er is geen nieuwe tijd mogelijk zonder het achterlaten van de oude.

(..)

Er zit heel wat filosofie in Zoete mond (2009) en ‘heel wat wereld’ – zoals Herman de Coninck placht te zeggen – maar het boek is en blijft een verhaal op mensenmaat. Vandaar ook dat de roman het menselijke niet schuwt: er wordt gehuild, er zijn momenten van innig geluk en van totale radeloosheid, er is soms een religieus besef van ‘er zijn’ (à la Willem Jan Otten) of een mystieke versmelting met de omgeving (à la Oek de Jong), maar al die emoties ontaarden nooit in sentiment. Daarvoor is de stilistische beheersing van Rosenboom te groot.

De zoete mond uit de titel kun je toepassen op de zoetgevooisde stijl van het verhaal, die nochtans het bittere niet uit de weg gaat. Maar de titel kan ook verwijzen naar de stralende mond van Laura, die met haar goedbedoelde woorden meer dan eens het hart van Rebert verbittert. Zuurzoet is alles in dit boek, en dat past in een lange traditie van de ‘soeten mont’ – de soms kwetsende mond van de geliefde, maar ook de mond van de schrijver die wil behouden wat voorbijgaat. Rosenboom is zo’n schrijver en zijn vakkundige mix van heden en verleden, zuur en zoet laat zien dat de klassieke historische roman nog lang niet voorbij is.

 

‘Zoete mond’ werd genomineerd voor De Gouden Uil

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *