Toekomst voor theologie
[Stefan Paas sprak tijdens het symposium voorafgaande aan de Nacht van de Theologie op 16 november 2019. Hij hield een lezing over de toekomst van de theologie, waarover hij ook een essay schreef: Zoeken naar het goede leven.]
“(..) [Ik] ben geïnspireerd door (..) de zwaar getatoeëerde, ex-verslaafde Lutherse dominee Nadia Bolz-Weber. Ik denk dat zij in haar boek ‘Vrijspraak voor losers’ een lijntje uitlegt voor de theologie op weg naar de toekomst.
Wat me opvalt in haar boek is in de eerste plaats het genre. (..) Bolz schrijft niet analytisch; zij vertelt verhalen. Als het zo is dat wij nooit buiten de relatie met God kunnen staan, altijd in hem zijn, bewegen en leven, hoe kan dit dan anders beschreven worden dan in gebeden, liederen en verhalen? De teksten moeten de ontmoeting bemiddelen, hem present stellen, ‘vanuit’ en ‘tot’ God spreken. Analytische, systematiserende vormen van theologie zijn dan bij uitstek altijd enigszins verdacht. We murder to dissect, immers?
Bolz vertelt niet alleen verhalen. Het zijn ook ‘faalverhalen’: zonder uitzondering zijn het verhalen van mensen die van hun pretenties worden ontdaan, mensen die mislukken. En dat geldt ook voor haarzelf. De heilige in dit boek is iemand die kapot is, mislukt, en die juist op die manier uitnodigt om nabij te zijn. Juist zo is de heilige ‘leeg’, en daarmee iemand in wie God tot spreken kan komen, tot scheppen wellicht.
Daarmee hangt direct samen dat dit een boek is dat van begin tot eind gaat over gemeenschap. Het zijn verhalen van mensen die bij elkaar komen, aan elkaar verbonden raken, omdat ze uiterst kwetsbaar durven zijn en elkaar uitnodigen, de ruimte geven om net zo kwetsbaar te zijn. Voor Bolz gebeurt dat in de ruimte van de liturgie: een gemeenschap die zich aansluit bij generaties biddende en zingende mensen voor hen en vragen ‘Heer, ontferm u’. Voor Bolz heeft dat niet zoveel te maken met geloof, zoals wij dat vaak verstaan: een soort beaming dat het waar is, dat God bestaat, dat Jezus’ bloed ons redt, enzomeer. Ze zegt: ‘Ik geloof in genade, omdat ik genade ervaren heb door het verhaal van Jezus en in het ontvangen van de eucharistie en de puinhopen van in gemeenschap zijn met andere christenen’. De zaligheid is bij Bolz altijd geïncarneerd; het wordt vlees in anderen. God wordt voor Bolz geopenbaard in andere mensen, maar niet zomaar: het gebeurt waar de pretenties wegvallen, waar we ons meest kwetsbare, afhankelijke, hulpeloze en huilende zelf zijn. Daar ontstaat de ruimte voor een omhelzing, voor gebed, voor troost. ‘We kunnen niet op ons eentje christen zijn’, zegt Bolz.
De waarheid van God en van Jezus en van de Geest zijn ervaren waarheden. Ik heb gemerkt dat het waar is, zegt Bolz, en de enige manier waarop ik sense kan maken van mijn ervaring is via dat verhaal van Jezus. Ideeën, leerstellingen op zichzelf kunnen haar niet zoveel schelen, maar zij fungeren als zoekopdrachten: ze helpen haar om licht te laten schijnen op ervaringen, concrete dingen, lichamen, mensen. ‘Het evangelie helpt ons bij uitstek om ideeën in het stof van de ervaring te plaatsen, op een manier die betekenis geeft aan wat er concreet gebeurt in ons leven’.
Als het de toekomst van de theologie is om een naar adem snakkende cultuur te begeleiden in de richting van de toekomst, dan denk ik dat we de ziel moeten brengen in gemeenschappen waar de zaligheid geoefend kan worden. Mensen helpen om voortdurend de oude teksten te lezen en zich door die teksten te laten lezen, en tegelijk dit doen in gemeenschappen van mensen die volstrekt eerlijk durven zijn naar zichzelf en elkaar. Steeds gaat het om het wegvallen van de controle, de overheersing van techniek waarmee we zowel de Schrift als de ander op afstand houden. Steeds staat het leven voorop, de weg en de leerschool van de liefde. Niet de analyse bepaalt de werkelijkheid, maar de werkelijkheid – de onmiddellijke ervaring en ontmoeting – wordt begeleid door de theologie die haar kan verhelderen en in een groter verhaal plaatst. En het is al heel mooi als dat af en toe lukt, laten we daarin ook eerlijk zijn.
Theologie zoekt in die zin naar het overbodig maken van zichzelf. Zij probeert ruimte te maken voor ontmoetingen: met ons diepste zelf, met de Schrift, met anderen in hun kwetsbaarheid – en vertelt er dan verhalen bij. In zulke gemeenschappen komt God tot spreken, wordt zijn fluistering hoorbaar, en in zulke gemeenschappen groeit het verlangen naar het rijk van God.”