Tegengif
[bron; trouw.nl] Een flinke dosis tegengif voor de lijdende ziel komt deze dagen van Jeroen Krabbé bij AvroTros. Na series over Picasso, Van Gogh en Gauguin legt Krabbé nu het leven bloot van kunstschilder Marc Chagall. En hij is als verteller meer op dreef dan ooit. Meteen bij de start vorige week viel weer op hoe goed Krabbé kan uitleggen dat echt kunstenaarsbloed zich niet laat remmen. Je zag ’m helemaal voor je, de kleine Moshe Sjagal in dat arme Russische gezin, ploeterend op zoek naar zijn bestemming. Een jochie dat niet wist dat er zoiets bestond als ‘een kunstenaar’ en toch een van de fantasierijkste schilders van de twintigste eeuw werd. En lekker oud trouwens: 97 jaar!
Nu heeft Krabbé het bepaald niet moeilijk met het vinden van mooie details uit Chagalls jonge jaren, want de kunstenaar – geboren in 1887 – schreef in 1922 al de autobiografie ‘Mijn leven’. Toch, de intense manier waarop Krabbé en al citerend en reizend Chagall tot leven brengt verdient hulde.
Inspirerende dromen
Apart is de extra relevantie die de serie krijgt door het huidig tijdsgewricht. Zo werd de 19-jarige Chagall als papierloze tweederangsburger in de gevangenis gegooid. Vond hij het erg, een paar weken niet naar buiten te kunnen? Nee, hij telde zijn zegeningen. Eindelijk rust! Eindelijk de kans om in vrede te tekenen! Binnen de kaders van een leeg doek heb je de vrijheid om alles te beleven wat je wilt.
Chagall droomde ook veel in de cel. Hij kreeg een indringend visioen van een oogverblindende lichte engel die zijn cel binnen zweefde, en hem inspireerde toch vooral te blijven schilderen.