Over het ontstaan van het moderne Europa
[bron: trouw.nl]
Eind zestiende eeuw leden landbouw en handel flink onder het veranderende klimaat. Zelfbenoemde orakels die verklaringen probeerden te geven voor de weersomstandigheden deden toen juist betere zaken dan ooit.
Occultisten, alchemisten, magiërs, waarzeggers en astrologen bevestigden bange vermoedens of, al naar gelang wie er tegenover hen zat, zorgden voor enige gemoedsrust. Toen in de ijskoude winter van 1680 een komeet aan de hemel boven Europa verscheen, zagen velen daarin een goddelijk teken. Nu was het definitief duidelijk dat de mens de toorn van het opperwezen had gewekt.
De Kleine IJstijd maakte het toch al zo wankele bestaan van de zestiende- en zeventiende-eeuwers alleen nog maar onzekerder. Het knusse beeld dat winterlandschappen van schilders zoals Hendrick Avercamp ons voorschotelen, bedriegt. Het waren letterlijk barre tijden.
Enorme buien, droogte, stormen, hete zomers en ijskoude winters sloegen bijna alles uit het lood, is de centrale boodschap van Philipp Bloms boek ‘De opstand van de natuur. Een geschiedenis van de Kleine IJstijd (1570-1700) en het ontstaan van het moderne Europa’.
Het continent had kort daarvoor nog heel andere weersomstandigheden gekend. In de veertiende eeuw beleefde Europa een warme periode met gemiddelde temperaturen van zo’n twee à drie graden hoger dan de tegenwoordige. Tussen 1570 en 1700 lag de gemiddelde temperatuur daarentegen rond de twee graden lager dan vandaag de dag. Dat beïnvloedde stromingen in de oceanen, verstoorde atmosferische circulaties en gaf extreem weer.
Een weldenkende, niet bijgelovige dagboekschrijver in Londen vroeg zich af of het nog wel ooit lente zou worden. Een Pruisische dominee speculeerde over het einde van de wereld en noteerde: “En zoals in een oud huis de ramen donker worden / en bij een afgeleefd lichaam het zicht afneemt / zo gaat het met de oude en koude wereld ook / die neemt steeds meer af / de zon / maan / en andere sterren / glinsteren, schijnen en lijken niet meer zo krachtig als vroeger.
Een hoogleraar in Koningsbergen scheef sombere liederen voor evangelische gemeenten: “Rechtvaardige God, waar moet het heen? / Wat straf veegt gij bijeen / Voor slechterds die zo lijden? / Wat zal de rijp en ook de sneeuw / de hagel op het land en ook ter zee / ons alles nog kastijden?”
‘De opstand van de natuur’ [van de spraakmakende historicus Philipp Blom] maakt duidelijk dat klimaatverandering in een roerige periode in de geschiedenis een zeer bepalende factor was, die ook invloed had op tal van andere ingrijpende ontwikkelingen. Europa vocht geloofs- en territoriale conflicten uit. De maatschappelijke en economische ordening ging op de kop.