Op het ruggepantser
Na de nacht van Eerste op Tweede Paasdag ontwaakte ik uit onrustige dromen. Maar ik was niet zoals te doen gebruikelijk in een reusachtig eng beest veranderd dat op zijn ruggepantser in bed lag te bedenken hoe het nu verder moest. In plaats daarvan verwonderde ik mij over alles wat ik gedroomd had.
Het waren weliswaar geen nachtmerries maar je vroeg je toch af wat voor lot erop je lag te wachten. Maar niet met trein, vliegtuig, bus en fiets reizen vandaag? Ik probeer me weleens voor te stellen dat de echte wereld niet bestaat uit ons en onze sociale cohesie maar uit al onze individuele dromen. Een parallel-universum waar niemand elkaar herkent maar verdiept is in zijn eigen verwarring. Hoe zou dat zijn? Gaat het zo misschien toe in de andere heelallen die Stephen Hawking nog vlak voor zijn dood zag?
Mijn dromen hadden iets van televisieuitzendingen waar je middenin viel en die na een tijdje ook weer vanzelf doofden. Ze kwamen uit de lucht vallen en verdwenen er ook weer in. Heeft iemand ooit een droom gehad waarin hij als baby geboren werd en na een lang en tevreden leven in bed zijn laatste adem uitblies? En moeten we als iemand ons om een samenvatting van ons leven vraagt niet ook die talloze dromen die ons tijdens onze nachten geplaagd dan wel geamuseerd hebben, meetellen?