Nieuwe Howard Jacobson

Nieuwe Howard Jacobson

jacobson6

… de hoofdpersonages zijn geen zielige oudjes, maar ouderen die lak hebben aan het verval.

[fragment] Na mensen, dingen. Hoe heet zo’n koekje ook alweer? In
welk land lag die stad? De herinnering aan Tanger verrukte
haar. Maar waar was het precies een herinnering aan? En
soms keert een woord opeens terug, om geen andere reden
dan dat ze er de vorm van ziet. Zojuist is redundantie haar
te binnen geschoten: het overbodig zijn van iets of iemand.
Redundantie rolt prettig over haar tong. Is dat niet de reden,
eerder dan de betekenis (het overbodig zijn), waarom
het woord haar aan iemand doet denken aan wiens gezicht
ze geen naam kan verbinden? Want als hij (het was beslist
een hij) daadwerkelijk overbodig was, waarom zou ze zich
hem dan herinneren? Zullen de overbodigen langer in de
spinnenwebben van haar geestelijke kelder blijven hangen
dan zij die belangrijk voor haar waren? Ze zou willen dat
het andersom was. Aan gezichten heeft ze nooit veel waarde
gehecht, maar namen zijn onontbeerlijk. Geluiden hebben
haar altijd meer gezegd dan beelden. Namen zijn de sleutels
tot haar verleden, en daarmee tot haar voortbestaan. Namen
verankeren haar. Zonder namen tolt ze doelloos rond,
kijkend naar gezichten die ze niet wil zien, een schimmige
parade van overbodigen.

jacobson7

En wat zal er gebeuren als ook haar eigen naam verdwijnt?
Wordt ze dan overbodig voor zichzelf?
Hoe luidt háár naam eigenlijk, die van de Prinses die
aan het woord moet blijven om haar leven te behouden?
Sch… Schh… Schhh… je weet wel wie. Op sommige dagen
weet ze ook wel wie, maar op andere niet. En daar is niets
geestigs of luchtigs aan. Ook zij zal aan het woord moeten
blijven om haar leven te behouden. Een woord weg is voor
haar een dag weg. En hoe meer ik er kwijtraak, ze ergens
neerleg waar ik ze niet meer vinden kan, hoe meer ik gebruik
moet maken van die welke ik nog wel onder handbereik
heb.
O, mijn geheugen is precies Antonius, ik heb en ben
vergeten… Kijk, dát weet ze nog.

Dus krabbelt ze dingen op dossierkaartjes uit de tijd toen ze
die gebruikte voor ieder van haar leerlingen, en op notitie-
blokjes uit hotels waarvan ze zich niet kan herinneren dat ze
er ooit heeft verbleven. Ze schrijft brieven aan vriendinnen
van wie ze aanneemt dat die nog leven, al volstaat het ook
om de doden een brief te sturen. Ze belt haar zonen, al geeft
ze niets om haar zonen. Ze praat in zichzelf. Ze strijkt oude
schoolfoto’s glad om te zien hoeveel gezichten ze zich nog
herinnert en hoeveel namen ze nog kan verbinden aan de
gezichten die ze zich herinnert. Op sommige dagen scoort
ze goed, op andere niet. Dan weer is het de naam van haar
beste vriendin die haar is ontschoten, dan weer kan ze de
hoofdmeesteres niet meer aanwijzen, en soms kan ze zichzelf
niet vinden. Maar ze geeft niet op en doet haar best.
Morgen zal ze zich de hele school weer herinneren.
En ze borduurt. Geen bloemen of vogels, geen huisjes of
zonsondergangen, maar woorden, letters van zijde, één
voor één, met wrokkige vasthoudendheid, trager dan de
zijderups zijn gele draden spint…

Hij had een pijnlijk sterfbed maar sloeg zijn blik op naar
God en klaagde nimmer. Ik zal je weerzien, zei hij tegen
zijn vrouw, aan gene zijde.
Het ontbrak haar aan de moed hem tegen te spreken.

Grappig, de veranderingen die je in letters aanbrengt door
ze te borduren. Een mythische tuin, aangelegd met fijn
draad, geliefden met purper pruilende lippen in gouden
gewaden, bloedrood krinkelende harten in dansende kinderboekenletters
en niemand heeft oog voor de wreedheid van je borduurwerk.

 

Reacties zijn gesloten.