
Nieuwe dichtbundel van Rijneveld
Het hart een koelelement |
De ijsmeester zegt dat wie de korstjes van zijn boterham niet opeet,
nooit genoegen zal nemen met de rafelranden van het leven, dat een
thermoshirt ervoor zorgt dat je het warme verlangen naar de beste
worden niet snel zal verliezen. Men heeft het ijs getest en de dikte
vergeleken met wanneer je de vriezer moet ontdooien, zakjes wortelsoep
liggen als forse goudvissen op de bodem naast twee paar
sokken en een te heet seizoen. Ik heb mijn schoenen als borg ingeleverd
bij het loket, enkels van Hansaplast en het zelfbeeld zo wankel als een
beginner op klapschaatsen. De ideale kniehoek is die van de geodriehoek,
mijn ruggengraat heeft de vorm van een spade en alle uren tussen
de koeien en het uitmesten maken dat ik moeilijker kan buigen, dat het
soms zo zwart wordt dat ik spreeuwen zie overvliegen, angst draagt
een bivakmuts: ik zie nog maar weinig en ken mijn remmingen te goed.
Op dit ijs werd een schaatser vier keer wereldkampioen en ging daarna
handelen in kachels omdat hij het nooit meer warm had gekregen.
Buurjongen beweerde dat je geen handschoenen moet dragen als het
boven de vijf graden is, dat als de nacht zich als een vorst kleedt en uit
het oosten komt, met zijn gewaad langs rietpluimen schuift om alles
koud en donker te maken, het een goede winter wordt. In de bochten zie
ik het verleden op Friese doorlopers voorbijkomen: nog geen kans op
struikelpartijen en soms zelfs een stoel om je aan vast te houden,
herinneringen van gevulde speculaas. Ooit een schaatsende kat gezien?
Het was geen gezicht. In gesprekken ontdooi ik altijd op het verkeerde
moment, dan weer is het hart een koelelement. De ijsmeester ruimt
colablikjes op, papiertjes van Snickers, blaren, een pot Calvé-pindakaas.
Op een bord naast de baan staat: laat het thuisfront altijd weten dat je weg,
en kans op windwakken, alleen schaatsers kunnen aan twijfel bezwijken.
Uit: Fantoommerrie