Monumentale roman

Monumentale roman

Tegen het decor van de turbulente gebeurtenissen in India in de afgelopen 100 jaar vertelt de Moor, half jood, half christen, het adembenemende verhaal van zijn familie, door de specerijenhandel rijk geworden en invloedrijke mensen, die vaak in bizarre en aangrijpende situaties terechtkomen en door liefde veroorzaakte tragikomische verwikkelingen doormaken.

rushdiem
(klik voor leesfragment)

[groene.nl] De ‘halfjoodse’ verteller van Rushdies roman De laatste zucht van de Moor doet al schrijvend en met de dood op zijn hielen oefeningen in gedaanteverwisseling en vermomming. Goed en kwaad vormen een tweeling die niet zonder elkaar kunnen. Op de aan hem gewijde laatste reeks schilderijen van zijn moeder Aurora (de echte naam van Doornroosje!) wordt hij weergegeven als een misdadig en losbandig fantoom, een wandelend spook, ‘leek hij zijn vroegere metaforische rol als vereniger van tegenstellingen, vaandeldrager van het pluralisme, te hebben verloren, niet meer te fungeren als symbool (…) van de nieuwe natie, maar te veranderen in een semi-allegorisch beeld van verval. Aurora was kennelijk tot de slotsom gekomen dat de ideeen van onzuiverheid, culturele vermenging en melange – die het grootste deel van haar creatieve leven voor haar het dichtst de notie van het Goede hadden benaderd – geperverteerd konden worden, behalve licht ook duisternis in zich droegen.’ Salman Rushdie heeft met De laatste zucht van de Moor een monumentale roman geschreven die van de eerste tot de laatste bladzijde een pleidooi wil zijn voor de tolerante onzuiverheid en tegen het intolerante fundamentalisme. Ook in de vorm is het boek onzuiver. Wat is De laatste zucht van de Moor? Een historische roman over koloniaal en postkoloniaal, corrupt ‘loedermoeder India’ die haar kinderen liefheeft en vernietigt? Een luguber sprookje over een invloedrijke familie met joodse, christelijke en islamitische invloeden? Een leerboek over schilderkunst? Een economisch handboek voor de winsthongerigen? Een staalkaart van literaire ontleningen (Joyce, Pynchon, Gaddis)? Een satire op de eindeloze godsdiensttwisten en nationaliteitenhysterie? Een vermomde autobiografie van een naar Bombay hunkerende, ter dood veroordeelde balling? Een Ahasverus-verhaal van een dolende, verdoemde schrijver? De vertelling van een vertraagde val van de verteller, die nota bene twee maal zo snel leeft als normaal is? (..) Dat is het allemaal. Bovendien is deze roman – een virtuoze vermenging van genres, tonen en stijlen – een poging om aan de angst te ontkomen. ‘Door het onontkoombare te aanvaarden verloor ik mijn angst ervoor. Ik zal u een geheim vertellen over angst: het is een absolutist. Bij angst is het alles of niets. Ofwel hij overheerst je leven met een domme verblindende almacht als de eerste de beste gemene tiran, ofwel je overwint hem en zijn macht gaat in rook op. En nog een geheim: de opstand tegen de angst, het ten val brengen van die gemene despoot, heeft eigenlijk niets te maken met “moed”. Er zit iets veel concreters achter: de simpele noodzaak dat je verder moet leven. Ik hield op met bang zijn omdat ik, met mijn beperkte tijd op aarde, geen seconde mocht verliezen aan lafheid.’

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *