Meegaan in de flow
In Surfen met Sartre vraagt Aaron James, hoogleraar filosofie aan de universiteit van Californië en zelf verwoed surfer, zich af welke levenslessen we kunnen leren van surfers en hoe moderne filosofen als Sartre die schragen. Zo wijdt James een heel hoofdstuk aan ‘flow’, een begrip dat ook op werkvloeren wereldwijd een opmars maakt. Met genoegen presenteert iFilosofie een selectie uit dat hoofdstuk.
Een surfer gaat mee met de flow en komt tot een verheven, schone relatie met een golf. Dat spreken over ‘meegaan met de flow’ is dus niet zomaar een slappe metafoor. Surfers doen dat letterlijk, en de meesten van hen doen het regelmatig, dag in dag uit, jaar na jaar, van jongs af aan, tot ze er echt te oud voor worden. Voor de gelukkigsten onder hen is het de belangrijkste manier waarop ze hun beperkte tijd onder de zon hebben doorgebracht.
Meegaan met de flow zou voor iedereen goed zijn, zo wordt beweerd. We zouden het leven dan niet langer zo zwaar opvatten. De onbelangrijke dingen frustreren ons niet langer. Het is voorbij met het angstige najagen. In plaats daarvan focussen we ons op wat werkelijk de moeite waard is. Op onze beste dagen merken we dat we leven als een surfer op een golf – we gaan met een uitstekende timing en een groot gemak geheel op in onze activiteiten, en zijn uiterst gracieus. Idealiter komen we zo natuurlijk en zo vaak mogelijk in deze gezegende toestand en bereiken we wat de Grieken eudaimonia noemden, een toestand van gelukkige, menselijke bloei.
‘In de flow zijn’ lijkt dus iets te maken te hebben met dat je leven goed verloopt. Maar wat betekent het dat je leven goed verloopt? En wanneer is dat ‘in de flow zijn’ dan zo dat je leven beter is dan het anders zou zijn geweest?
Volgens het ‘experiëntialisme’ is de kwaliteit van leven uitsluitend afhankelijk van de kwaliteit van de ervaringen. De kwaliteit van de ervaringen die een persoon heeft – zelfs al zijn ze een illusie – is het enige wat ertoe doet voor de vraag hoe goed of hoe slecht het leven van die persoon is. Althans, zo luidt de theorie. Dat betekent dus dat wanneer een machine virtual reality maakt die volstrekt overtuigend is, het niets mag uitmaken voor je geluk of de ervaringen die in deze reality hebt echt zijn of door de machine worden gegenereerd.
Surfers weten wel iets over flow, en dit begrip betekent voor hen in elk geval niet om zoveel mogelijk plezier te beleven door de golven te berijden. Hun zou het wel degelijk uitmaken of ze daadwerkelijk aan het surfen waren of alleen maar virtueel. Het is namelijk zeker niet zo dat de daad van het surfen nog dezelfde waarde zou hebben, vergelijkbaar zou zijn, als je deze uitsluitend zou meemaken in een ongelooflijk overtuigende ervaringsmachine, waarin je van die ongelooflijke golven-berijdende, meegaan-in-de-flow-ervaringen kunt hebben, precies zoals je die hebt wanneer je werkelijk surft, alleen dan vanuit je luie stoel, terwijl je kleren droog blijven, er elektroden op je schedel geplakt zitten en surfwetenschappers je hersenen bedienen om te zorgen dat je de allerfraaiste golven krijgt geserveerd en de meest gewaagde manoeuvres kunt uithalen. Je zou het verschil niet kunnen aanwijzen, maar toch zou er wel een verschil zijn in hoe goed je leven verloopt. Zo geldt ook dat een bijzonder overtuigende orgasmemachine toch niet zo goed zou zijn als echte seks, ook al waren die twee in de ervaring niet van elkaar te onderscheiden. Iemand die alleen maar overtuigende virtuele seks heeft gehad, mist toch zeker iets, omdat het toch wel enig verschil maakt, en vaak zelfs een enorm verschil, of er nog een echte persoon bij betrokken is en de relatie wordt beleefd of verdiept.
Surfen heeft uitstekende experientiële flowkwaliteiten. Vaak surf je beter wanneer je minder nadenkt en het je maar gewoon laat overkomen, misschien nog met de gedachte: oké, niet te veel op de technische details letten, gewoon met de flow meegaan. Wanneer je tijdens een sessie of gedurende een hele week steeds maar weer geluk hebt, bereikt de flowervaring haar volle kracht. Je surft het beste wanneer je het niet probeert, wanneer je vloeiende, radicale wendingen maakt die automatisch beginnen aan te voelen, haast alsof je erbij staat en ze ziet gebeuren. De tijd lijkt zich te vertragen. Je voelt je open, verbonden, betrokken en toch doeltreffend terwijl je daar zo meerijdt op de fysieke, vloeibare flow van een brekende golf. Maar dat soort momenten van optimale afstemming zijn ook van voorbijgaande aard. De gewone dagen, met de gewone golven en alle rustige en harmonieuze gevoelens, de gewone pret, en de schoonheid van het handelen, het aangename van de zoute lucht, het milde briesje en het glazige, zacht op-en-neer bewegende lichtgevende oppervlak van de zee zijn echt niet minder belangrijk. ‘Het is ook gewoon goed om eens lekker nat te worden,’ hoor je surfers wel eens zeggen. Dat heb je vaak of misschien wel dagelijks nodig om je gezonde verstand te bewaren en enthousiast te blijven.
Dergelijk plezier is geen pure, kale ervaring, zoals een doffe pijn of een melancholische bui, maar heeft een prettige ervaringskwaliteit. Het zijn ervaringen van of over iets werkelijks dat verder gaat dan de geestelijke toestand van de surfer. Surfers surfen niet uitsluitend omdat het leuk is, omdat het een prettige geestelijke toestand zou opleveren, nee ze surfen als doel op zich, ‘om het surfen’, dat wil zeggen, om wat er intrinsiek geweldig aan is, om datgene waar alle plezier uiteindelijk van getuigt. Wat werkelijk geweldig is aan surfen, even afgezien van de opwinding, het lichamelijk ontspannende effect en de goeie existentiële vibraties, is dat je werkelijk in een relatie van adaptieve afstemming staat, een relatie van harmonie in verandering waarop je hele subjectieve bewustzijn zich volledig richt. Het genot is, kort samengevat, goed omdat het waar is. Het doet ertoe dat je werkelijk surft op bewegend water en niet alleen denkt of droomt over surfen en geniet van de natte fantasie. Je verhoudt je op een afgestemde manier tot een objectieve vloeibare fysieke werkelijkheid die buiten jezelf ligt, waar je geen greep op hebt.
Daarmee wil ik het virtuele niet afdoen als iets onbelangrijks. Als virtueel surfen werkelijk ooit iets gaat voorstellen, zal ik het zeker willen proberen. Virtuele ervaringen hebben zo hun eigen waarde, en misschien hebben ze zelfs wel een eigen werkelijkheid als virtualiteit. Als we gedwongen zou worden om te kiezen tussen een ongelukkig leven vol surfen op slechte golven in de fysieke werkelijkheid, en tijd doorbrengen in een fantastische ervaringsmachine, denk ik dat surfers het over het algemeen niet eens zouden kunnen worden over wat nu het belangrijkst is, werkelijkheid of kwaliteit. De relatieve puristen zouden kiezen voor echt surfen, en de relatieve hedonisten verkiezen waarschijnlijk virtueel surfen. Of stel je nu bijvoorbeeld eens voor dat je je hele leven tot nu toe hebt geleefd in een ervaringsmachine en dat je er nog niet zo zeker van kunt zijn dat het leven nog te verdragen is op het moment dat je wordt losgekoppeld. (In The Matrix, een film waarin de keuze tussen werkelijkheid en kwaliteit wordt gethematiseerd, kiest onze held Neo voor het virtuele en leert hij de code en de virtuele werkelijkheid te beheersen, in plaats van het leven in de niet virtuele werkelijkheid, dat tamelijk waardeloos is.) Misschien kun je dan maar beter wat behoudend zijn: waarom zou je iets veranderen aan de situatie die nu al goed is? Dan kun je beter vasthouden aan virtueel surfen, zelfs als surfen op echt water ook heel erg goed zou zijn.
Het is geen zuiver hypothetische kwestie, en de vraag is alleen nog maar urgenter geworden sinds de filosoof Robert Nozick hem voor het eerst stelde in de jaren zeventig, toen hij zich afvroeg of het eigenlijk wel rationeel was om je eventueel te laten aansluiten op een ‘ervaringsmachine’. Nu we allerlei verleidingen online hebben en verschrikkelijk veel tijd doorbrengen met Geweldige Dingen elders, maakt die enorme stroom bewustzijn op afstand het steeds moeilijker om nog aanwezig te zijn in je eigen lichaam, in je eigen fysieke omgeving, in deze ruimte of in dit café, of met deze persoon. Het is niet zo vreemd dat we allemaal een beetje moeite hebben om nog afgestemd te blijven op de niet-virtuele werkelijkheid, in het leven en in onze politiek.
De waarde van surfen op echt water betekent slechts dat er dus werkelijk conflicterende waarden bestaan. Er moet werkelijk een evenwicht worden gevonden tussen kwaliteit en werkelijkheid, er moet een behoorlijk goede reden worden gevonden om de smartphone aan de kant te leggen en te gaan surfen, om nat te worden in de vloeibare werkelijkheid.
Maar als het virtuele echt kan zijn als virtualiteit, is dat dan niet echt genoeg? In hoeverre verschilt dat dan nog van een werkelijk werkelijke, niet-virtuele werkelijkheid, en waarin zit dan dat verschil? Het antwoord is deels dat virtueel surfen in de machine gewoon geen surfen is, het is niet de vaardige activiteit waarvoor het nodig is dat je je met je lichaam verhoudt tot de vloeibare werkelijkheid.
Stel, je bent aangesloten op een flowmachine en de ervaringen zijn al vooraf geprogrammeerd. Dan bevind je je niet werkelijk in de flow, je bent hooguit een passieve waarnemer die als het ware een overdonderende film bekijkt. Maar stel je nu eens een machine voor die je toestaat om actief betrokken te zijn, om je flowervaring actief te beïnvloeden, alsof je een joystick in je handen houdt. Dan zou je toch kunnen stellen dat je een vaardigheid beoefent, zoals wanneer je een videospelletje speelt en misschien toch tamelijk vloeiend door de verschillende puzzels en opgaven gaat en steeds een nieuw level bereikt. Toch zal de vaardige handeling op dat moment nog altijd niet hetzelfde zijn als surfen op golven. Het spel dat je speelt kan best werkelijk zijn als virtualiteit, maar je bent niet aan het surfen – je beoefent niet de vaardige handelingen die van nature een lichamelijke interactie vormen met de niet-virtuele wereld in zijn vloeibare belichaming.
Wanneer je goed presteert in een activiteit die om vaardigheid vraagt – wanneer je een taal vloeiend spreekt, een fascinerend gesprek hebt, je soepel tussen de tegemoetkomende voetgangers op een drukke straat door beweegt, surft langs scherpe lijnen en fraaie wendingen gemaakt – dan is dat door de aard van de activiteit een manier om je te verhouden tot de wereld buiten je hoofd.
Waarom? Omdat je niet zou vinden dat je ‘goed presteert’ als surfer, gewichtheffer, of wielrenner als je dat alleen zou ervaren in een of andere droommachine. De vaardigheid van het surfen moet worden beoefend om haar goed te kunnen beoefenen. En ze wordt nu eenmaal niet beoefend, niet goed en niet slecht, als je helemaal niet nat wordt van het water, als je je lichaam niet in opperste afstemming beweegt op basis van hoe je de veranderlijke golven ervaart. Als flow dus niet meer is dan een manier om een activiteit die om vaardigheid vraagt goed uit te voeren, dan moet in de flow zijn wel een relatie tot iets buiten onszelf inhouden. Daarom heeft het experiëntialisme ook ongelijk in wat het over flow zegt: flow zit niet helemaal in je hoofd.
De oude filosofen vroegen zich nooit af waarom we er eigenlijk naar zouden moeten streven om gelukkig te zijn. Toch is dat een vraag die de moeite van het stellen waard is: waarom zou je überhaupt aandacht besteden aan jezelf en aan je ‘geluk’? Zoek nu maar gewoon naar die goede zaken die je gelukkig maken, doe gewoon die dingen die je het meest de moeite waard lijken, en dan zal het geluk zich wel vanzelf aandienen, als een soort neveneffect. Aristoteles zei wel dat menselijke bloei belangrijker was dan het streven naar iets anders. Of zoals Joseph Butler, de achttiende-eeuwse bisschop en filosoof, dat idee verder uitwerkte: als ik de dag begin in een poging om over het algemeen gelukkig te zijn, dan heb ik geen idee hoe ik dat moet aanpakken. Ik zal meer specifieke dingen moeten vinden om te doen, zoals gaan kijken hoe de golven erbij liggen of misschien eens een nieuwe surfplank proberen. Toch hoeven die specifieke activiteiten niet veel met mezelf te maken te hebben. Ze kunnen best gaan over de manier waarop ik mij verhoud tot anderen en het andere. Zo komt het dat surfers beweren dat ze niet om het plezier surfen, niet voor zichzelf, maar om het surfen zelf. Ze vinden hun geluk zonder ernaar te zoeken en zijn ervan overtuigd dat deze op zichzelf al geweldige activiteit het meer dan waard is om er je beperkte tijd van leven aan te besteden. Als ze om dat ongrijpbare geluk zouden geven, en als ze zouden weten wat het was, dan zou het ook surfen zijn.
Dat is allemaal een natuurlijk gevolg van het idee dat succesvol zijn als persoon een kwestie is van het uitoefenen van een vaardigheid, een kwestie van ‘effectiviteit’. Vaardige activiteit is een manier om je te verhouden tot wat buiten je subjectieve ervaring ligt. Maar het goed doen als persoon, eudaimonia, zal ook afhangen van hoe je je verhoudt tot de wereld buiten je hoofd. En dat is dan ook de reden waarom ‘surfen’ op een bijzonder overtuigende ervaringsmachine misschien wel even leuk kan zijn, maar geen basis vormt voor een bloeiend leven, terwijl daadwerkelijk nat worden in het water, surfen, dat wel kan. Surfen drukt minstens net zo goed – of misschien zelf beter dan wat dan ook – op een heldere en zuivere manier uit wat de waarde is van je objectief verhouden, in een afgestemde, harmonieuze afhankelijkheid tot wat buiten jezelf ligt.
2 gedachten over “Meegaan in de flow”
Wil ik wel ‘in de flow’ zijn?
Waarom heb ik toch dikwijls de neiging om dwarsliggerig te zijn?
toch horen je teksten bij de beste flowteksten ooit – waarvoor dank!
ook deze tekst met het woord ‘dwarsliggerig’ is, geschreven op mijn verjaardag, een geschenk 😉