Literair bijbellezen te wagen geloven
‘Grootvader,’ vroeg een kleinkind aan mijn hoogbejaarde vader, ‘wij weten dat u een vroom man bent. Is uw geloof in uw lange leven veranderd?’ ‘Lief kind,’ gaf hij ten antwoord, ‘vroeger geloofde ik alles. Nu geloof ik nog steeds alles, maar alles anders.’
[Het] literair lezen van de Schrift heb ik mij maar langzaam eigen gemaakt en misschien moet ik nog wel een stap verder gaan. Lees ik de verhalen over de slavernij in Egypte en over de ballingschap in Babel niet toch te veel als Israëls ‘Bijbelse geschiedenis’? Let my people go, zongen de zwarte slaven in Amerika en actueler kon hun lied niet zijn. En zie ik de evangelisten niet toch nog te veel als Jezus’ ‘biografen’? Steeds meer neig ik ertoe hun geschriften te beschouwen als literaire pogingen om – met de verhalen van die onvergetelijke rabbi van Nazaret van vlees en bloed in hun achterhoofd – in Jezus de mens te schilderen die het in leven en in sterven geheel en al met zijn God waagt. Hoe ziet het leven eruit van een mens die zich niet door zijn angst laat beheersen? Hoe houdt de held zich staande in het geweld dat hij over zich afroept? Waaraan ontleent hij de kracht om, trouw aan zijn roeping, het met de liefde te wagen? En wat doet zijn God dan?
[fragmenten uit En dan nog dit]