Lispector(s)
(Fragment Het uur van de ster)
Alles op de wereld begon met een ja. Een molecuul zei ja tegen een andere molecuul en het leven ontstond. Maar voor de prehistorie was er de prehistorie van de prehistorie en was er het nooit en was er het ja. Die zijn er altijd geweest. Ik weet niet hoe of wat, maar ik weet dat het universum nooit is begonnen.
Laat niemand zich vergissen, alleen met heel veel moeite weet ik eenvoud te bereiken.
Zolang ik vragen heb en er geen antwoord is blijf ik doorgaan met schrijven. Hoe te beginnen bij het begin als dingen gebeuren nog voor ze gebeuren? Als er voor de pre-prehistorie al apocalyptische monsters waren? Als deze geschiedenis nu niet bestaat, zal dat later gebeuren. Denken is een daad. Voelen is een feit. Dat samen – ben ik die schrijf wat ik aan het schrijven ben. God is de wereld. De waarheid is altijd een innerlijk en onverklaarbaar contact. Mijn meest ware leven is onherkenbaar, door en door innerlijk en er is geen enkel woord dat het kan duiden. Mijn hart heeft zich ontdaan van elk verlangen en beperkt zich tot zijn eigen laatste en eerste slag. De kiespijn die dwars door dit verhaal heen loopt zorgde voor een scherpe steek midden in onze mond. Dan zing ik schel een langgerekte snerpende melodie – dat is mijn eigen pijn, ik die de wereld tors, en er is gebrek aan geluk. Geluk? Nooit ben ik een dwazer woord tegengekomen, bedacht door al die meisjes uit het noordoosten.
Zoals ik nu zal vertellen, komt dit verhaal voort uit een geleidelijk inzicht – de laatste tweeënhalf jaar ontdek ik beetje bij beetje de waaroms. Het is een inzicht in de dreiging van. Van wat? Wie weet kom ik daar nog achter. Aangezien ik schrijf en gelijktijdig gelezen word. Ik begin alleen niet met het einde dat het begin zou rechtvaardigen – zoals de dood iets over het leven lijkt te zeggen – omdat ik de feiten die zich eerder hebben voorgedaan moet optekenen.
Ik schrijf op dit ogenblik met een zekere schroom omdat ik je overstelp met een dergelijk zichtbaar en duidelijk verhaal. Waaruit echter, wie weet, zelfs bloed hijgend van het volle leven zal kunnen stromen om meteen te stollen tot blokjes lillende gelei. Zal dit verhaal ooit mijn eigen stolsel worden? Weet ik veel. Als het waarheidsgetrouw is – en natuurlijk is het verhaal waar hoewel verzonnen – laat eenieder het dan in zichzelf herkennen want we zijn allemaal een en wie niet arm is aan geld is arm van geest of voelt het gemis van iets wat waardevoller is dan goud – er zijn mensen die het ontbreekt aan wezenlijke fijngevoeligheid.
Hoe ik alles weet wat er gaat komen en mij nog onbekend is, aangezien ik het nooit heb meegemaakt? Omdat ik in een straat van Rio de Janeiro, op het gezicht van een meisje uit het noordoosten, een glimp opving van een gevoel van verlatenheid. Om er nog maar over te zwijgen dat ikzelf in het noordoosten ben opgegroeid. Ik weet ook dingen omdat ik leef. Wie leeft die weet, zelfs zonder te weten dat je weet. Dus ja, jullie weten meer dan jullie denken en doen alleen maar alsof dat niet zo is.
Ik ben van plan niet ingewikkeld te schrijven hoewel ik me genoodzaakt zie woorden te gebruiken die jullie ondersteunen. Het verhaal – bepaal ik met mijn zogenaamde vrije wil – zal zo’n zeven personages tellen en daarvan ben ik uiteraard een van de belangrijkste. Ik, Rodrigo S.M. Een oud verhaal, dit, want ik wil niet trendy overkomen en modewoorden verzinnen louter om origineel te zijn. Dus zal ik tegen mijn gewoonte in een verhaal proberen te schrijven met een begin, midden en ‘grand finale’, gevolgd door stilte en vallende regen.
Een naar buiten gericht en ondubbelzinnig verhaal, ja, maar ook met geheimen – om te beginnen een van de titels, ‘Wat de toekomst betreft’, die vooraf wordt gegaan door een punt en door een punt gevolgd wordt. Dat heb ik niet zomaar gedaan – aan het einde begrijpt men misschien de noodzaak tot afbakening. (Ik heb nog maar amper een idee van het einde waarvan ik, als mijn armzaligheid het toestaat, iets groots wil maken.) Als de titel, in plaats van een punt, was gevolgd door drie puntjes, zou hij openstaan voor allerlei fantasieën van jullie, misschien zelfs wel morbide en meedogenloze. Goed, eerlijk gezegd heb ik evenmin mededogen met mijn hoofdpersoon, het meisje uit het noordoosten: het is een verhaal waarvoor ik koelheid verlang. Maar ik heb het recht pijnlijk koel te zijn, en niet jij. Dat is waarom ik je niet het woord geef. Dit is niet alleen maar een vertelling, het is voor alles het primaire leven dat ademt, ademt, ademt. Poreuze materie, ooit zal ik hier het leven leiden van een molecuul met al het mogelijke geraas van atomen. Wat ik schrijf is meer dan een bedenksel, het is mijn plicht te vertellen over dat ene meisje uit duizenden zoals zij. En mijn taak, hoe weinig kunstzinnig die ook moge zijn, haar het leven te onthullen.
Want men heeft het recht om te schreeuwen.
Dus schreeuw ik.
De passie volgens G.H.
Een bemiddelde kunstenares uit Rio de Janeiro besluit een kamer op te ruimen. Wanneer ze de deur opendoet, begint een vreemde reis. De kakkerlak die ze uit een kledingkast ziet kruipen roept herinneringen op aan haar armoedige kinderjaren. Ze plet hem tussen de deur en staart gebiologeerd naar het stervende insect. Wat volgt is een soort toenaderingsproces tot de kakkerlak, een variant op De gedaanteverwisseling van Franz Kafka. De kunstenares reist al denkend terug naar verschillende fasen van de beschaving en van de evolutie. Parallel aan deze filosofische zoektocht naar het ik stelt ze vragen over het vermogen tot liefde.
Publicatiedatum: 15-05-2018