Hoe red je de wereld als jongen van acht?

Hoe red je de wereld als jongen van acht?

eekhout

Op 15 januari 2019 verschijnt van Anne Eekhout (1981, Hilversum) ‘Nicolas en de verdwijning van de wereld’.

In 2014 verscheen haar debuutroman ‘Dogma’. Deze roman werd genomineerd voor de Bronzen Uil en kwam op de longlist van de AKO-literatuurprijs.

Begin 2016 verscheen ‘Op een nacht’, die werd genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs.

‘Dit boek slokt je volledig op om je pas weer uit te spugen wanneer je het uit hebt: verbijsterd, en voor altijd veranderd. Groots en subtiel tegelijk, even teder als gedurfd: Nicolas en de verdwijning van de wereld is Nederlandstalige literatuur zoals je die zelden leest, en Anne Eekhout is een van de interessantste jonge schrijvers van dit moment.’ – Hanna Bervoets

Volgens bol.com is ‘Nicolas en de verdwijning van de wereld’, de apocalyptische, derde roman van Anne Eekhout, hét boek om naar uit te kijken deze maand.

[fragment] Met de oliezwarte veer die ik op straat vond kriebel ik over de binnenkant van mijn arm. Een rilling tot aan mijn kaken. Soms denk ik nog aan het kistje onder mijn bed, terwijl het al lang geleden is. Er zijn leuke en minder leuke herinneringen, dat weet iedereen. Je moet niet denken aan de slechte herinneringen, zegt mama. Ik weet alleen niet bij welk soort herinneringen het kistje hoort. De veer tekent bobbeltjes op mijn arm. Kippenvel. Vogelvel.
Mama wil haar glas van tafel pakken, maar ze blijft ondertussen kijken naar haar soap. Ze grijpt mis. Ze kijkt even, pakt dan het glas. Ze kijkt weer naar de tv terwijl ze een lange pluk haar om haar vinger draait. Haar buik is nu zo groot dat ik bijna niet kan geloven dat er maar één baby in zit. Hoe zou het zijn als er een hele rij babybroertjes uit haar buik zou komen? Waar zouden die allemaal gaan slapen? Ons appartement is eigenlijk al een beetje te klein voor ons drieën. De baby moet op de kamer van papa en mama en als hij daar te groot voor is zullen we wel weer zien. Mijn kamer ligt aan de andere kant van de gang en soms als ik eraan denk dat ik daar dan alleen moet liggen, en zij met zijn drieën bij elkaar zijn, wordt de lucht om mij heen zwaar om in te ademen. Daar helpt niks tegen, dat moet langzaam overgaan.
Ik voel tussen het kussen en de bank tot ik mijn stripboek heb. Het is De Adelaar 3: Het Huis der Ritivaren. Ik heb hem al tien keer gelezen. De Adelaar was een gewone man, maar nu kan hij vliegen en hij redt mensen. Zijn grootste rivaal is de Opperste, een tovenaarachtige wetenschapper die in dit boek nog niet voorkomt, maar zijn minions wel, dat zijn de Ritivaren: enge vliegende honden die een waanzinnig gekrijs uitstoten en de Adelaar in stukken proberen te scheuren met hun klauwen. Maar de Adelaar heeft zijn bek. Zijn hele scherpe snavelbek. En hij pikt ze stuk voor stuk in hun nek en hun poten en hun ogen tot ze wegvluchten. Ik heb De Adelaars van papa gekregen, in de tijd dat ik al die gesprekken had bij Mascha. Mama vond dat onbegrijpelijk en wilde ze eerst opbergen, maar ik moest zo huilen en ik kon niet meer eten en toen kreeg ik ze weer terug. Nu zucht ze alleen maar als ze mij erin ziet lezen. Ik droom vaak dat ik kan vliegen, net als de Adelaar. Er is dan iets vreselijks aan de hand. De school staat in brand. Of er is een grote overstroming en mensen verdrinken. Of er loopt een moordenaar rond met een bijl (zoals in The Shining, die ik per ongeluk zag toen papa nachtdienst had en mama weg was). In die dromen moet ik kiezen of ik anderen red of vlucht. Maar ik word altijd wakker voor ik gekozen heb. Het vliegen voelt zo logisch, en zo van mij, dat ik bijna zeker weet dat ik het in het echt moet kunnen. Er zijn mensen die nooit dromen dat ze vliegen. Die dromen denk ik niet van moordenaars.

Buiten is het al donker, maar de gordijnen zijn nog open. Mama doet ze het liefst nooit dicht. Ik wel. ’s Avonds is het net een enorm oog dat naar binnen staart. Ik kom van de bank en loop over de ruwe plankenvloer naar het raam. Papa gaat de vloer schuren en lakken. Tot die tijd moet je eigenlijk schoenen aan in huis omdat je anders splinters krijgt. Mama heeft altijd haar schoenen aan. Vroeger had ze hoge schoenen met een ritsje. Maar sinds ze zwanger is doet ze alleen nog gympen aan. Ik wil geen schoenen aan in huis. Ik wil niet doen alsof ik de hele tijd weg moet.
De lantaarnpalen zijn nog niet aan, maar je kunt de straat toch goed zien omdat alle winkels uithangborden met verlichting hebben. We wonen in een drukke straat en papa en mama willen liever ergens anders wonen, maar ik vind het leuk dat er de hele tijd dingen gebeuren. Vorige week ging ’s nachts het alarm af bij de Turkse bakker en toen de politie kwam bleek het gewoon een hond die heel vaak tegen het raam op was gesprongen omdat hij binnen in de bakkerij muizen zag. Als je bijna bij school bent kom je langs Electronites, dat vroeger Elektronica Van Dam heette, en daar was een keer een ruit ingeslagen. Onder ons zit de fietsenmaker. Hij heet Dave. Dave is een schooier, zegt papa. Een keer zijn papa en Dave zo boos op elkaar geworden dat ik dacht dat ze zouden gaan vechten. Papa zegt dat beschaafde mensen niet vechten, maar ik denk dat als mama niet naar buiten was gekomen, het toch gebeurd was. (Dat zei ik niet tegen papa.) Precies tegenover ons zit het kruidenwinkeltje van mevrouw Sun waar Joachim en ik iets lekkers krijgen als we helpen met sorteren. Mama vindt mevrouw Sun kortaf, maar ze koopt er ook nooit iets. Boven de winkel van mevrouw Sun woont Katja. Ze is mooi en grappig en altijd als ze me ziet veegt ze het haar uit mijn ogen. Ze heeft vaak een zilveren kettinkje om met een duifje eraan die piepkleine groenglinsterende steentjesogen heeft. Die heeft ze van haar moeder en daarvoor was hij van haar oma. Toen ik nog klein was en Katja op me paste, mocht ik hem soms om. Ik denk dat ze niet thuis is. Het licht is uit. De hemel is precies het soort donker waarin je vreemde dingen in de lucht boven de daken kunt zien. Dat komt omdat het blauw bezig is zwart te worden en vergeet te doen alsof sommige dingen niet bestaan.
Ik trek de gordijnen dicht en nu zijn we weer met z’n tweeën. Op tv zitten Jess en Ryan in een restaurant. Mama neemt een slok thee. Dan stopt de soap midden in een zin en komt er een plaatje van twee leeuwen in beeld. Er staat: ministerie van Algemene Zaken.
‘Wat krijgen we nou.’ Mama schuift naar voren op de bank, haar buik leunt op haar bovenbenen. Haar haar schuift als een slap doek voor de zijkant van haar gezicht.
Een mevrouw komt in beeld. ‘Wie is dat?’ vraag ik.
‘Ssst,’ zegt mama. ‘Marjon Roelants. De premier.’
‘Beste mensen,’ zegt Marjon Roelants. Dan is het stil. ‘Wat is dit nou?’ Mama pakt de afstandsbediening.
‘Ik onderbreek de uitzending voor een belangrijke boodschap. Vanmiddag heeft ons het bericht bereikt dat er een supermassive black hole, de Nederlandse term is: superzwaar zwart gat, onderweg is naar ons zonnestelsel.’ Marjon Roelants mond is een rechte streep. Mama heeft haar ogen wijd open. Als ze slikt maakt haar adamsappel een sprong. ‘Het zwarte gat heeft een enorme massa en reist met een snelheid van rond de tweehonderd kilometer per seconde. Volgens sommige onderzoekers is de kans reëel dat het zwarte gat de kant van de aarde op komt. Andere onderzoekers weerspreken dit en zeggen dat er overhaast conclusies zijn getrokken.’ Ik voel mama’s hand op mijn been. Ze blijft naar het scherm kijken. Mijn tong plakt aan mijn gehemelte. ‘De European Space Agency en de nasa hebben verklaard samen te werken aan een grondige analyse van de onderzoeksresultaten. Zodra er meer nieuws is, hoort u dit. Tot die tijd wil ik u op het hart drukken niet in paniek te raken en gewoon te blijven doen wat u altijd doet. Ik wil benadrukken dat niets zeker is en dat we alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om ieders veiligheid te waarborgen, als de situatie daarom vraagt. Meer informatie volgt spoedig. Ik dank u wel voor uw aandacht en ik wens u een goede avond.’

eekhout2
Anne Eekhout

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *