Het vlindereffect
‘Beste reizigers’, zei de machinist, en deed ons stuk voor stuk stralen
[column Willem Pekelder | Trouw, 15 maart] Pas sprak een treinmachinist op het traject Utrecht-Rotterdam de volgende gedenkwaardige woorden: “Beste reizigers, ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte is dat de treinreis ten einde is. Het goede dat we op tijd zijn gearriveerd in Rotterdam.” Vervolgens wenste hij de passagiers niet alleen een heel fijne, maar ook bijzonder aangename dag.
Je hoort het vaak in treinen en op stations: opbeurende mededelingen. Alle kabelbreuken, herfstblaadjes en sneeuwvlokken ten spijt, de NS blijft altijd optimistisch. “De vertraging neemt af”, is een veelgehoorde oppepper, waarbij helaas zelden wordt vermeld met hoeveel minuten. Of: “We zijn volgens tijdschema vertrokken.” Je denkt: een bakker pocht toch ook niet als hij een krentenbol heeft verkocht?
Maar je kan het ook anders bekijken: de NS probeert ons moed in te spreken. Als je zelfs een trein die op elk station stopt een sprinter durft te noemen, moet je wel over een zeer positieve inborst beschikken. De NS geeft iets doodgewoons een gouden glans: de tocht verloopt weliswaar uiterst traag, maar als je jezelf inprent dat je in een sprinter zit, gaat het een stuk sneller.
Toen ik na de intercity-rit thuiskwam, schoot het begrip ‘de macht van het kleine’ door mijn hoofd. De machinist had met zijn vriendelijke woorden een glimlach op onze gezichten getoverd. En meer dan dat. Een vrouw zei dat ze door het ‘goede nieuws’ energie had gekregen. Dat verband tussen oorzaak en gevolg wordt ook wel het vlindereffect genoemd, naar een theorie uit 1963 van de Amerikaanse meteoroloog Edward Lorenz: miniscule veranderingen in beginwaarden kunnen grote consequenties hebben verderop in de keten. Ofwel: de vleugelslag van een vlinder in Brazilië kan enkele maanden later een tornado veroorzaken in Texas.
Vertaald naar mijn mede-reizigster: misschien is ze, vervuld van nieuwe kracht, taart gaan bakken voor haar gezin. Waardoor wellicht ruzies zijn beslecht, of, beter nog, een mooi vakantieplan is ontstaan. Zo fladderde mijn fantasie nog even voort, totdat ze neerstreek bij de boekenkast, en wel bij ‘Een levensregel voor beginners’ van Wil Derkse. De toenmalige wetenschappelijk directeur van de Radboudstichting breekt in dat werkje uit 2000 een lans voor Benedictijnse spiritualiteit, naar de vroeg-middeleeuwse heilige Benedictus van Nursia. Door alledaagse handelingen, hoe eenvoudig ook, met zorg en liefde te verrichten, krijgen ze, volgens de auteur, iets heiligs.
Op die manier wordt het fornuis een altaar, het aardappels schillen een sacrament en een groet een weldaad. Derkse: “Precies dat kleine maar goede woord tegen je medewerker laat hem uren later anders in een overlegsituatie staan.” Of, om met Lorenz te spreken: miniscule veranderingen in beginwaarden kunnen grote consequenties hebben verderop in de keten.
Benedictijnse spiritualiteit is, zo schrijft Derkse, de meest aardse die bestaat. Iedereen kan er meteen mee aan de slag. Het gaat er slechts om hetzelfde anders te doen, en dat vol te houden. Ik betwijfel of de machinist van de intercity Utrecht-Rotterdam zich had verdiept in het boekje van Derkse, maar wat hij deed paste wel precies in de Benedictijnse spiritualiteit: hij maakte van een simpel afscheidswoord een gebaar van toewijding aan de reiziger. En deed ons stuk voor stuk stralen.