Het is nooit niet Pinksteren in de wereld
[Uit: Trouw, 8|6] Dichter Willem Jan Otten denkt terug aan een pinkster-ervaring van dertien jaar geleden, beschreven in zijn boek ‘Onze Lieve Vrouwe van de schemering’, toen hij met zijn zieke broer op bedevaart ging naar Lourdes. “Michiel noemde zichzelf niet gelovig, maar hij schuifelde bijna liturgisch langs de Mariagrot. In zijn handpalm, waarin hij door zijn ziekte geen gevoel meer had, probeerde hij vol overgave een druppel op te vangen. Dat ontroerde mij zeer. Michiel is twee jaar geleden gestorven, maar toen in Lourdes is hij genezen. Daar waren we het over eens. Niet omdat hij de ziekte niet meer onder de leden had, maar omdat hij op dat ogenblik net zo ziek was als ik of, in Gods ogen, net zo gezond als ik. Als je ‘t mij vraagt, deden die druppels hem de Geest ervaren. Na afloop dacht ik: wie is er nu katholiek, Michiel of ik?
In de kerk staan we in een gelijkbenige driehoek tegenover God, allemaal even dicht bij Hem. In die zin zijn we allen gelijk, zoals dat sinds de uitstorting van de Heilige Geest het geval is. Moet je je voorstellen: de Romeinen, de bezetters, werden gelijk aan al die andere volken die in het bijbelboek Handelingen worden beschreven: Parten, Meden, Elamieten en Joden. Die volkeren hadden allerlei onderlinge conflicten, maar met Pinksteren waren ze één en konden ze elkaar verstaan in hun eigen taal. En zo gebeurt dat in het geloof elke dag weer. Het is nooit níet Pinksteren in de wereld.”