Column Lidewijde Paris
Lezen is een individuele bezigheid. Als je dat zo zegt, is iedereen dat met je eens. Maar als we het daar dan zo gezellig met elkaar over eens zijn, bedacht ik mij, is het dan eigenlijk toch niet gek dat er zo veel leesclubs zijn? Waar komt die samen-erover-praten-behoefte vandaan? Wat zoeken al die lezers en vooral lezeressen bij elkaar? Blijkbaar voegt een gesprek naderhand iets toe, concludeerde ik in arren moede. Wat de essentie van die gesprekken of bijeenkomsten was, daar kreeg ik mijn vinger niet goed achter.
Toen ik in 2016 mijn boek Hoe lees ik? schreef, had ik dan ook een uiterst beperkte notie van de breedte en diepte van de leesclublezer. Ik schreef onbevangen voor al die lezers die wilden weten hoe literatuur werkt. Ik probeerde dat zo toegankelijk mogelijk te doen, met anekdotes uit mijn eigen werkzame leven als uitgever en verhalen uit het dagelijkse leven. Er lag geen diepgaand onderzoek naar ‘de behoefte in het land’ aan ten grondslag. Jarenlang had ik als uitgever lezers gesproken bij interviews met schrijvers, op de Uitmarkt en op festivals. Dat was mijn basis. Daarnaast was mijn boek vooral gebaseerd op de vragen van de lezers van De Literatuurfabriek in Middelburg die ik meer dan tien jaar lang samen met een vriend had onderwezen. Nu pas, nu ik meer dan 2,5 jaar door het land heb gereisd met lees!workshops, heb ik weet van de enorme omvang van het fenomeen leesclub. Eén ding weet ik nu heel zeker: deel uitmaken van een leesclub is voor veel mensen ongelooflijk belangrijk. Er is, blijkt, helemaal niet één doorslaande reden waarom iemand bij een leesclub is. Er is – natuurlijk! Natuurlijk! Hoe naïef en onnozel was ik eigenlijk? – niet één heilige methode voor dat nagesprek.
De ene leesgroep bestaat uit mensen die van elkaar willen leren en ideeën willen opdoen. Er wordt onderzoek gedaan, uitgezocht, nageplozen en gediscussieerd. Soms is het boek aanleiding om over het thema uit het boek, of de aangekaarte kwestie verder te praten, niet over hoe het boek is geschreven en waarom het zo is geschreven. Een andere club bestaat uit lezers die nieuwe en andere boeken willen lezen dan dat ze zelf zouden kiezen. Of iemand wil een stok achter de deur, of heeft behoefte aan de sociale contacten. Er zijn clubs die alleen ‘vrouwenboeken’ lezen, fantasy-clubs, mensen van een jaarclub van de studie – het samenlezen een manier om contact te houden, of gelovigen met dezelfde overtuiging – al dan niet religieus. Een ding is mij zeer duidelijk geworden: Het lezen in groepsverband wordt serieus genomen. Er wordt dankbaar gebruik gemaakt van de ondersteuning vanuit de bibliotheken, al dan niet in samenwerking met Senia of een andere organisatie. Er worden soms schrijvers uitgenodigd, er worden excursies gemaakt of films op basis van romans bezocht. Vaak zijn de leden trouw en blijft men na verhuizing naar de andere kant van het land toch samenkomen. De een wil wel gebruik maken van de leesclubvragen die een uitgeverij aanbiedt, de ander juist weer niet. Leesclubs zijn er in alle soorten en maten, rangen en standen, leeftijden en overtuigingen. En – zo vind ik – ze zijn allemaal goed.