Coetzee’s Costello over Kafka
Stel u de afstand voor die Kafka’s mensaap [Rode Peter], met zijn vlinderdas en smokingjasje en stapel aantekeningen voor zijn lezing, heeft afgelegd sinds die treurige optocht van gevangenen die door het kamp in Tenerife trekt [in het ‘Verslag voor een academie’]. Wat een reis heeft Rode Peter gemaakt! Toch mogen we de vraag stellen: wat heeft hij moeten opgeven in ruil voor de verbazingwekkende overontwikkeling van het intellect die hij heeft verworven, in ruil voor zijn beheersing van auditoriumetiquette en academische retoriek? Het antwoord is: veel, onder meer nakomelingschap, opvolging. Als Rode Peter een beetje verstandig was, zou hij geen kinderen nemen. Want bij de wanhopige, halfgekke vrouwtjesaap waarmee zijn ontvoerders hem, in Kafka’s verhaal, willen laten paren, zou hij alleen maar een monster verwekken. Het is even moeilijk je het kind van Rode Peter voor te stellen als dat van Franz Kafka zelf. Hybriden zijn steriel, of zouden het moeten zijn; en Kafka zag zowel zichzelf als Rode Peter als een hybride.., als een monsterlijk denkapparaat dat op raadselachtige manier op een gepijnigd dierenlichaam is gezet. De starende blik die we op alle bewaard gebleven foto’s van Kafka tegenkomen is een blik van pure verrassing: verrassing, verbazing, schrik. Van alle mensen is Kafka het meest onzeker over zijn menselijkheid. Is dit, lijkt hij te zeggen, is dit het beeld van God? (..) In het proces dat dichterlijke verbeelding heet, worden geest en strekking vermengd op een manier die niemand ooit heeft uitgelegd of zal kunnen uitleggen. (uit: J.M. Coetzee, Dierenleven, 2009, p.39;67)