Clarice Lispectors meesterwerk

Clarice Lispectors meesterwerk

lispector9Dit boek, waarmee Clarice Lispector zich de ware opvolgster van Kafka betoont, is een onvergetelijke getuigenis van de manier waarop de kunstenares G.H. God tot zich laat komen…

Quotes:
‘Een liefdesverhaal, een thriller, een poging het dagelijks leven te vangen in woorden, een filosofische overpeinzing: Lispectors meesterwerk is alles tegelijk.’ de Volkskrant – Arjan Peters ★★★★

‘Clarice eist in deze onorthodoxe roman nogal wat van haar lezers. Maar dat mag. Ze krijgen er veel voor terug wat geen enkele ander auteur hun bieden kan.’ Trouw – Ger Leppers

‘Clarice Lispector schreef om alle zekerheden op hun grondvesten te doen daveren, om te ontwrichten wat vanzelfsprekend is en te openbaren wat ondenkbaar is.’ De Tijd –  Jan Dertaelen

 

[fragment] – –  ik zoek, ik zoek. Probeer te begrijpen. Aan iemand over te dragen wat ik beleefd heb, en ik weet niet aan wie, maar ik wil wat ik beleefd heb niet voor mezelf houden. Ik weet niet wat ik aan moet met wat ik beleefd heb, ik ben bang voor die diepe ontregeling. Ik vertrouw het niet wat me is overkomen. Is me iets overkomen wat ik als iets anders heb beleefd, omdat ik niet weet hoe ik het moet beleven? Ik zou dat ontregeling willen noemen, en op die manier zou ik het er veilig op kunnen wagen, want na afloop zou ik weten waar ik naar terug moet keren: naar het voorafgaande geregelde geheel. Dit noem ik liever ontregeling, omdat ik mezelf niet bevestigd wil zien in wat ik beleefd heb – als ik dat wel doe, verlies ik de wereld die ik had en ik weet dat ik geen ruimte heb voor een andere.

Als ik mezelf hierin bevestigd zie en als werkelijk beschouw, ben ik verloren, want dan weet ik niet waarin ik mijn nieuwe ik moet inbedden – als ik doorga met mijn springerige visioenen moet de hele wereld veranderen wil ik erin passen.

Ik ben iets kwijtgeraakt wat wezenlijk voor me was en dat nu niet meer is. Ik heb het niet meer nodig, het is alsof ik een derde been kwijt ben dat me het lopen onmogelijk maakte maar waardoor ik wel stevig stond. Dat derde been ben ik kwijtgeraakt. En nu ben ik weer iemand die ik nooit geweest ben. Ik heb weer wat ik nooit heb gehad: slechts twee benen. Ik weet dat ik alleen met twee benen kan lopen. Maar de afwezigheid van het nutteloze derde voelt aan als een gemis en maakt me bang, want daardoor werd ik iets wat ik zelf kon vinden, zelfs zonder me te hoeven zoeken.

Ben ik ontregeld omdat ik kwijt ben wat ik niet nodig had? Ik weet niet of ik met die nieuwe lafheid van mij – dat is het nieuwste wat me is overkomen, lafheid, het is mijn grootste avontuur, die lafheid van mij is zo’n weids veld dat ik haar alleen met de grootste moed kan aanvaarden –, ik weet niet of ik met die nieuwe lafheid van mij, die zoiets is als wakker worden in een vreemd huis, de moed zal hebben om gewoon te gaan. Jezelf kwijtraken is moeilijk. Zo moeilijk dat ik hoogstwaarschijnlijk snel een manier zal bedenken om me te vinden, ook al is mezelf vinden opnieuw de leugen dat ik leef. Tot nu toe was mezelf vinden al een idee hebben van een mens en me daarin inbedden: ik zat volledig in die geregelde, georganiseerde mens, en de geweldige opbouwkracht die leven kostte voelde ik niet eens. Het idee dat ik had van een mens werd gevoed door mijn derde been, het been dat me stevig op de grond plantte. Maar wat nu? Word ik nu vrijer?

Nee. Ik weet dat ik nog niet vrijelijk voel, dat ik opnieuw denk, omdat het mijn doel is te vinden – en dat ik voor alle zekerheid vinden het moment zal noemen waarop ik een uitweg zie. Waarom heb ik niet de moed om alleen een toegang te vinden? O ja, ik weet dat ik binnen ben gekomen, maar ik schrok omdat ik niet weet waar ik uitkom. En ik had me nooit eerder laten meevoeren, tenzij ik wist waarheen.

Maar gisteren was ik urenlang mijn menselijke structuur kwijt. Als ik moed had, zou ik verloren blijven, maar ik ben bang voor wat nieuw is en ik ben bang om te beleven wat ik niet begrijp – ik wil altijd de zekerheid hebben om op zijn minst te denken dat ik het begrijp, ik kan me niet overgeven aan desoriëntatie. Hoe is het te verklaren dat mijn grootste angst juist te maken heeft met: zijn? Maar er is geen andere weg. Hoe is het te verklaren dat mijn grootste angst juist is te beleven wat er komt? Hoe is het te verklaren dat ik er niet tegen kan te zien, alleen maar omdat het leven niet is wat ik dacht dat het was, maar iets anders – alsof ik eerder wel zou hebben geweten wat het was! Waarom is zien zo’n ontregeling?

En een teleurstelling. Maar teleurgesteld waarover? Terwijl ik mijn slechts geconstrueerde samenhang waarschijnlijk amper kon verdragen? Misschien is teleurstelling de angst om niet meer tot een systeem te behoren. Maar dan zou je moeten zeggen: hij is dolgelukkig omdat hij eindelijk teleurgesteld werd. Wat ik vroeger was, was niet goed voor mij. Maar op dat niet-goede had ik het beste gevestigd: mijn hoop. Met mijn eigen kwaad had ik een toekomstig goed geschapen. Is mijn angst nu soms dat mijn nieuwe ik zinloos is? Maar waarom laat ik me niet leiden door wat er gebeurt? Dan zal ik het heilige gevaar van het toeval moeten lopen. En het lot vervangen door waarschijnlijkheid.

Maar zou ik als kind dan dingen ontdekt hebben zoals je iets ontdekt in een laboratorium, waar je gewoon vindt wat je vindt? Ben ik soms pas als volwassene bang geworden en heb ik toen dat derde been geschapen? Maar zou ik als volwassene de kinderlijke moed kunnen opbrengen om mezelf te verliezen? Jezelf verliezen betekent vinden zonder te weten wat je aan moet met wat je vindt. De twee benen die lopen, niet langer met het derde dat vastzet. En ik wil vastzitten. Ik weet niet wat ik moet doen met de verschrikkelijke vrijheid die me kan vernielen. Maar was ik blij toen ik vastzat? Of zat er, en ja, dat zat er, dat onnozele en onrustige iets in mijn gelukkige gevangenissleur? Of was er, en ja, dat was er, dat zeurende iets, waar ik zo gewend aan was dat ik dacht dat zeuren een mens zijn was. Is dat het? Ook ja, ook.

Reacties zijn gesloten.