Bommel, Bavo en bijbel
[klaasdriebergen.nl] Marten Toonder portretteerde in zijn verhalen over Olivier B. Bommel en Tom Poes met een grote knipoog de Nederlandse samenleving. Het is daarom niet verbazend dat hij zich daarbij ook bezig heeft gehouden met het calvinisme, dat immers als een belangrijk bestanddeel van de Nederlandse volksaard wordt gezien. Op een fraaie manier verbeeldde hij dit bijvoorbeeld in de Zwarte Zwadderneel. Deze boeteprediker tegen hovaardij en winderigheid bedient zich van een prachtige variant op de ‘tale Kanaäns’. Want Toonder was ook een liefhebber van archaïsch woordgebruik, dat hij in het bijzonder aantrof in de taal van de oude Statenbijbel.
Er zijn nog meer redenen waarom Toonder interesse had in de Bijbel, waarmee hij in zijn jeugd al kennismaakte. Het was voor hem een bron van boeiende verhaalmotieven, waaruit hij meer dan eens putte. Het verhaal ‘De zelfkant’ is bijvoorbeeld gebaseerd op de geschiedenis van Job. Daarnaast werd hij geïntrigeerd door de bijbelse ideeën over God, schepping en mens, die hij tegelijk ook bekritiseerde en met zijn eigen levensbeschouwelijke opvattingen confronteerde. Ook dit vindt zijn weerslag in sommige van zijn beste verhalen, zoals ‘De Grote Onthaler’ en ‘De andere wereld’.
“Een feest der herkenning voor liefhebbers van Bommel èn Bijbel! […] Mag in geen enkele zichzelf respecterende theologische boekenkast ontbreken.” – Kerk en theologie, Liuwe H. Westra
[bron: toondercompagnie.nl] Marten Toonder neemt in de galerij van de Nederlandse literatoren een unieke plaats in, omdat hij een geheel nieuw genre van literatuur heeft gecreëerd.
De combinatie van tekst en afbeeldingen die zijn Bommelverhalen kenmerkt, plaatst Toonders werk in het stripgenre; zijn virtuoze taalgebruik verleent het literaire kwaliteit.
Met de opname van Toonder in ‘het pantheon’, de eregalerij van de honderd grootste Nederlandse literatoren ooit in het Letterkundig Museum, heeft hij zich definitief een plaats veroverd tussen de allergrootste schrijvers van Nederland.