Bibliothriller over wakker worden in de eenentwintigste eeuw

Bibliothriller over wakker worden in de eenentwintigste eeuw

Elsbeth Etty in NRC Handelsblad: “Deze debuutroman vormt een keerpunt in de Nederlandse letteren.”

Lees hier de recensie van Etty

Opmaak 1

[letterenfonds.nl] De debuutroman van de achtentwintigjarige Joost de Vries, Clausewitz, is in Nederland op curieuze wijze door de kritiek ontvangen. Boosaardig en vijandig, door critici die vonden dat De Vries niet kon schrijven, ‘nog maar eens moest debuteren’ en zelfs met de suggestie van plagiaat van Roberto Colano, aan wie De Vries een van zijn motto’s heeft ontleend. Aan de andere kant is Clausewitz ook uitzinnig geprezen als ‘een keerpunt in de letteren’ en het boek dat Harry Mulisch’ Ontdekking van de hemel naar de kroon zou steken.

Wat is waar? In elk geval niet het eerste. De Vries kan wel degelijk goed schrijven en is geen plagiator. Zijn held, daarentegen, wel. Het verhaal van de jonge promovendus E.T.A. Modderman, Tim, alias ‘Neus’, die zijn proefschrift gaat schrijven over de plotseling spoorloos verdwenen schrijver Ferdinand LeFebvre besluit al in de eerste zin een boekje dat hij over de fameuze auteur vindt te gaan plagiëren. Clausewitz wemelt wel van de goedgekozen citaten en pastiches, zit vol scherpe, humoristische zinnen en tintelende metaforen. Van elke bladzijde spat het schrijfplezier.

Om bij het debuut van de Vries al van ‘een keerpunt in de letteren’ te spreken is misschien nog iets te vroeg, maar zijn roman luidt een belofte in. Het getuigt van lef om de associatieve, bijna achteloze zoektocht van de jonge held belangrijker te maken dan de plotontwikkeling, de filosofie of de psychologie van de karakters. Zowel de held als zijn schrijver lijken de fictie boven de feiten te verkiezen. ‘Wat zijn feiten?’ citeert Modderman uit een brief van LeFebvre aan zijn vader. ‘Ze vertellen niet meer van iemand dan aangespoeld wrakhout vertelt van het schip waaraan het heeft toebehoord.’

Het verbaast niet dat veel mysterie in zijn verhaal blijft bestaan: heeft LeFebvre überhaupt bestaan en valt het verslag dat wij onder ogen hebben wel te vertrouwen? Nee, dus. De Vries neemt zijn lezers op sardonische wijze bij de neus in Clausewitz. De titel is een knipoog naar de schrijver van Vom Kriege en De Vries gaat dan ook onvervaard ten oorlog. Het boek is verbluffend erudiet en neemt de generatie ‘bevlogen’ schrijvers en kunstenaars, uit de jaren zestig fraai op de hak. De wijze waarop het verhaal van Neus en de citaten van LeFebvre wordt vermengd, doet denken aan de superieure stilistische pastiches in A.S. Byatt’s Possession. Dat niet altijd duidelijk is waaruit er precies wordt geciteerd – literaire meesterwerken, popsongteksten, het groot citatenboek, dialogen uit het leven – maakt Clausewitz tot een fraai spiegelpaleis, waarin je gefascineerd blijft dwalen tot het laatste woord.

vries2[recensie door Frank Heinen] In een tijd waarin je nauwelijks nog meetelt als schrijver als je niet af en toe een flink rookgordijn rond jezelf optrekt (Grunberg, Van der Kwast), schreef Joost de Vries een roman over de mystificatie der mystificaties: een onaantastbare schrijver, een gek, behorend tot een intellectuele vriendenclub – die sterk doet denken aan het vriendenclubje van Mulisch, Van Mierlo, Van Dam en Schat – verdwijnt spoorloos en laat een klein maar fijn oeuvre over. Hoofdpersoon Tim, een jonge, ambitieuze academicus, doet onderzoek naar LeFebvre. Niet alleen is hij betoverd door diens oeuvre, maar vooral ook is hij op het spoor gezet door zijn overleden vader, die een briefwisseling met LeFebvre voerde, een briefwisseling die Tim in handen heeft en waarmee hij het geheim van LeFebvre denkt te kunnen ontrafelen. Wat volgt is een soort literaire achtervolging door heden en verleden, een rondgang langs verfomfaaide schrijvers, verwarde vrouwen van schrijvers en professoren die hun beste tijd achter zich hebben liggen. Af en toe betoont Tim zich een niet aflatende terriër, die zijn tanden in een zoektocht heeft gezet waarvoor hij kennelijk onafzienbare hoeveelheden tijd, geld, energie en intelligentie tot zijn beschikking heeft. Daarnaast is hij ook nog humoristisch, goed met vrouwen en lief voor zijn moeder. Een soort academische Übermensch dus. ‘Clausewitz’ is een debuut, en niet zomaar een. De Vries – uit 1983, historicus en geroemd recensent van De Groene Amsterdammer – durft, in tegenstelling tot veel andere debuterende twintigers, buiten de gebaande paden van zijn eigen ervaringen te treden. Zijn kennis van de Nederlandse literatuur zorgt ervoor dat de beschreven omgeving van LeFebvre een zoekplaatje vol bekende intellectuelen is (denk aan Remco Camperts Tjeempie!). Er zijn twee eigenschappen die van ‘Clausewitz’ een klassedebuut maken. Ten eerste: De Vries’ stijl. Allemachtig, wat een souplesse. Schijnbaar achteloos beschrijft hij de ene na de andere niet even alledaagse situatie waarin Tim terecht komt, alles met een geroutineerde vanzelfsprekendheid. Opvallend daarbij is het veelvuldige gebruik van vergelijkingen: vaak schitterend, hier en daar misschien een beetje kitscherig, maar altijd gedurfd. Tweede forte van ‘Clausewitz’ is de suggestie. Er wordt vooral veel níet gezegd. De Vries laat het meeste over aan de verbeelding en gaat daar misschien wat ver mee – zo kan het even duren voor het tot je doordringt dat een ‘geciteerd’ deel van LeFebvres werk méér is dan een aardig gelukte stijloefening. Maar door op tijd weer van allerlei zijpaden terug te keren op de hoofdweg van het verhaal, doet de schrijver niet vergeefs een beroep op de spanningsboog van zijn lezers. Of Ferdynand Lefebvre bestaat of bestaan heeft? Het doet er eigenlijk niet zoveel toe. ‘Clausewitz’ is namelijk niet het verhaal van LeFebvre, maar van Tim, die tot slot, op de laatste pagina van het boek, de zaak nog even uitstekend samenvat: ‘Dit was het risico van de bibliotheek uit gaan, dat je verwikkeld raakt in verhalen die niet de jouwe zijn.’ Moge Joost de Vries nog maar vaak de bibliotheek uit gaan.

 

Clausewitz werd in 2010 genomineerd voor de Anton Wachterprijs en de Selexyz Debuutprijs.

In 2014 won Joost de Vries de Gouden Boekenuil voor zijn roman De republiek.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *