Beeldhouwwerken
Er ontstond in de Britse pers een merkwaardig relletje rond de internationaal gelauwerde Ierse auteur Colm Tóibín (1955). Gevraagd naar het genot van het schrijverschap, antwoordde de Ier in het internettijdschrift Manchester Review namelijk droogjes dat dat voor hem niet bestond. ‘Ik schrijf met een soort grimmig doorzettingsvermogen over dingen die verborgen en moeilijk zijn; en dat betekent, denk ik, dat er van genot geen sprake kan zijn.’ Wat hij dan wel leuk vond aan zijn werk? ‘Het geld. Ik had nooit gedacht dat ik er geld voor zou krijgen.’ Tegen de tijd dat hij zijn tong weer uit zijn wang had gehaald, was collectieve verontwaardiging zijn deel. Hoe durfde hij zo over zijn literaire roeping te praten?! De verwende kwast!
Onzin natuurlijk. Maar helemaal onverklaarbaar is de wrevel misschien niet: als je zo belachelijk begaafd bent als Tóibín – en daar dan óók nog ironisch over gaat doen – slijpen mindere goden algauw hun messen.Met zijn nieuwe, zesde roman, Brooklyn, geeft hij die jaloerse krabbelaars weer volop reden tot ergernis. Want in deze 250 pagina’s sluit hij je op met een in potentie gekmakend passieve vertelster, in een genre dat onvermijdelijk van de clichés aan elkaar lijkt te hangen: de immigrantenroman. En (..) hij wéét je toch te boeien, te verrassen en te ontroeren!
Zelfs al schrééf Tóibín het voor het geld, Brooklyn is een boek om intens van te genieten. (Dirk-Jan Arensman, parool.nl, 2009)
Over de Brooklyn-film, 2015