Amsterdam en Het Grote Verdriet

Amsterdam en Het Grote Verdriet

sluyserHet Amsterdam van Meyer Sluyser

[bron: onsamsterdam.nl] Tekst: Elsbeth Etty

Het literaire beeld van de vooroorlogse Amsterdamse joden­buurt is door niemand sterker bepaald dan door de journalist Meyer Sluyser (officiële naam: Meijer Sluijser). Een wat al te nostalgisch beeld, volgens sommige historici, maar dat is ook geen schande voor een schrijver in wiens familie door toedoen van Hitler “twee-en-zeventig vacatures” waren onstaan.

“Wie op de trans van de Zuidertoren in de Zandstraat staat”, schreef Sluyser in 1957, “aanschouwt de buurt zoals zij is geweest vierhonderd jaar lang. Van boven af gezien vallen de architectonische verschillen tussen de huizen weg. De steegjes en slopjes zijn niet zichtbaar. Als een grote ster liggen de hoofdstraten gespreid rondom het Meyerplein. Van noord naar zuid de Breestraat; de Weesperstraat is, van de Houtmarkt af, er een voortzetting van. Van west naar oost de Sjoelstraaat (de Amstel­straat), die bij de Portugese synagoge even wordt onderbroken en dan als Rapenburgerstraat verder gaat. In 1600, in 1939 en in 1957 heeft de buurt, gezien van de Zuidertoren hetzelfde gezicht.”

‘De buurt’ was voor de in 1901 geboren journalist, socialistisch propagandist en schrijver de Amsterdamse Joden­hoek of, om preciezer te zijn, het gebied tussen Waag en Weesperplein. Hij werd er geboren, groeide er op, ging er naar school en moest vervolgens meemaken dat al zijn familie­leden, vrienden, buren, kennissen niet terugkeerden uit de ver­nietigingskampen. ‘De buurt’, waarvan de sloop al voor de oorlog was ingezet, werd letter­lijk ontzield en nu — bijna een halve eeuw na wat Meyer Sluyser consequent aanduidde als ‘Het Grote Verdriet’ — is er vrijwel niets meer van over.

Op een zonnige winterochtend heb ik Sluysers advies opgevolgd en geprobeerd om vanaf de trans van de Zuidertoren ‘de buurt’ terug te vinden. Vergeefs natuurlijk. Meyer Sluy­ser had het al voorzien. In 1964 scheef hij in Amsterdam je hebt een zoute smaak: “Wanneer een nieuw stadhuis eenmaal breeduit zal liggen pronken van de Zwanenburgwal tot aan de Blauwbrug worden de restanten van de buurt spoedig uitver­kocht”. Het stadhuis kwam er later dan de auteur had gedacht, maar de restanten van zijn jeugd waren toen al lang en breed opgeruimd. Zelfs van boven af is de buurt van Meyer Sluyser nu niet meer waar te nemen. Weliswaar dragen de hoofdstraten nog dezelfde namen als weleer, maar Stopera en Maupoleum, beton, kaalslag en snelverkeer hebben het patroon veranderd en onttrekken het verleden aan het gezicht.

Meyer Sluyser werd geboren in de Markensteeg, die al jaren niet meer op de kaart van Amsterdam voorkomt. Het straatje lag in het verlengde van de Valkenburgerstraat, in de volksmond Marken geheten, waar zich nu de oostelijke zijkant van het Maupoleum bevindt. Toen hij vier was, ver­huisde het gezin naar de Rapenburgerstraat, nu een annex van de verkeersader naar de IJ-tunnel.

“Slopen gaat sneller dan bouwen”, verzuchtte Sluyser in 1959 in Hun lach klinkt van zo ver. “De Rapenburgerstraat is een van de vele straten die eraan gaan, onherroepelijk.” Inder­daad werd zijn ouderlijk huis in de jaren zestig tegen de vlakte gegooid, waarmee hij beroofd werd van een van de schaarse aandenkens aan zijn familie en kinderjaren. “In mijn familie zijn tweeënzeventig vacatures door Hitler”, liet hij zich eens ontvallen. In zijn buurt waren er vele duizenden. Voor de overlevenden zoals hij er zelf een was (hij wist met zijn vriend Loe de Jong te ontkomen naar Londen), schreef hij zijn vijf bundels schetsen over de Amsterdamse Jodenhoek. “Mijn boeken hebben bij hen een ruimte die leeg was, gevuld. In de gaskamers zijn familiegeheugens vernietigd.”

Meyer Sluyser had gelukkig een ijzeren geheugen. In Voordat ik het vergeet vertelt hij: “Als ik de ogen sluit, zie ik op de binnenkant van mijn oogleden de buurt zoals ik haar gekend heb gedurende de veertig jaren vóór Het Grote Verdriet.” In studies over joods Amsterdam zijn wel eens vraagtekens ge­plaatst bij de betrouwbaarheid van Sluyser’s geheugen. ‘Het Grote Verdriet’ zou zijn herinneringen aan de tijd dat ieder­een er nog was, gekleurd hebben met nostalgie waardoor het beeld te mooi is geworden. Waarschijnlijk is dat zo, maar doet het er veel toe? Aan het drama dat zich tussen Waag en Weesperpoort heeft voltrokken, ontleent ‘de buurt’ mede zijn nostalgisch-mythische karakter en de mythe hoort evenzeer bij Amsterdam als de wellicht weinig florissante werkelijkheid. De boeken van Meyer Sluyser hebben Amsterdam iets essentieels teruggegeven: straten en huizen die onder de sloophamer kwamen en de mensen die er hebben geleefd, gesappeld en gewerkt.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *