Agamben heeft op de hoogste denkberg vertoefd en verslag gedaan van zijn klim

Agamben heeft op de hoogste denkberg vertoefd en verslag gedaan van zijn klim

agamben2[Trouw, 11|9] Weinig boeken zullen zich zo tegen samenvatting verzetten als ‘Idee van het proza’. Hoe kan de mens zich de vraag naar het beginsel van het denken stellen, verwondert Agamben zich in de proloog, hoe kan de mens het onzegbare zeggen? ‘Het ontoereikende vatten van het beginsel maakt het tot muzische grens, tot inspiratie’, schrijft hij. Al denkend beroept Agamben zich op Plato, ­Dante, Heidegger, Kafka en Paul Celan. Eén van Agambens vragen: ‘Aan welke roeping is de dichter trouw?’

Zijn antwoord: ‘De trouw aan wat niet tot thema gemaakt, maar ook niet zomaar verzwegen kan worden, is een soort heilig verraad, waarin de herinnering, zich plots als een wervelwind draaiend, het sneeuwfront van de vergetelheid ontwaart. Dit gebaar, deze omgekeerde omarming van herinnering en vergeten, die in haar midden de identiteit van het niet-herinnerde en het onvergetelijke intact laat, is de roeping.’

Deze passage is een uitstekende lakmoesproef om te testen of de lezer bereid is om Agamben te volgen of niet. De dichter-filosoof vergt veel van zichzelf, maar ook van zijn lezers. ‘Idee van het proza’ beslaat amper 150 pagina’s en de essays zijn zelden langer dan drie pagina’s, maar een toegankelijk boek is het allerminst.

 

Reacties zijn gesloten.