
Abdelkader Benali over Kafka en het verlangen naar onafhankelijkheid
[bron: decorrespondent.nl; fragment cadeau-artikel van schrijver Abdelkader Benali]
De gedaanteverwisseling van Kafka maakte diepe indruk op me. Het leek over mij te gaan, mijn relatie met mijn familie en de spanning die ontstaat wanneer je met traditionele waarden temidden van de moderniteit opgroeit. Ik verslond het boek. De hoofdpersoon Gregor Samsa wordt op een ochtend wakker als een gigantisch insect, die verandering kantelt zijn verhouding met zijn familie. Hij wil opstaan, maar kan dat niet. Hij wil gaan werken, maar kan dat niet. Zijn inertie maakt hem voor de familie tot ongedierte.
Ik las mijn eigen nachtmerrie. Mijn zucht naar onafhankelijkheid maakte me voor mijn familie tot een vreemd wezen. De mensen die me hadden gemaakt keken vertwijfeld en misprijzend naar me alsof ik ongedierte was. Ik wist niet dat het zo was, bij Kafka begreep ik dat het zo was.
Het loopt niet goed af met Gregor Samsa in De gedaanteverwisseling. Het boek is een waarschuwing en troost voor een ieder die zijn onafhankelijkheid zoekt. Wie je wil zijn staat in schril contrast tot wat je directe omgeving wil dat je bent. Kinderen die worden gepest, meisjes die willen voldoen aan een onmogelijk schoonheidsideaal, jongens die niet durven uitkomen voor hun seksuele geaardheid, vrouwen die een hoofddoek dragen in een islamofobe omgeving: de druk van de goegemeente is verstikkend.
De dag dat ik op mezelf ging wonen was fantastisch. Ik was in een staat van euforie. Het insect was bezig zich te ontpoppen. Ik had mijn eigen kamer, ver weg van mijn ouders, ver weg van mijn familie, ver weg van mijn verstikkende verleden. Het was maar een kleine kamer, nog geen zestien vierkante meter met een hoogslaper. Voor 120 gulden kocht ik bij een kringloopwinkel een tafel, een bank, een zwart-wittelevisie en een koelkast.
Onafhankelijk zijn ging me beter af dan ik had gedacht. Het was ook verbazingwekkend makkelijk. De lading vrijheid die ik tot mijn beschikking had vulde ik met lezen, studeren, achter de vrouwen aan gaan en sporten. Seks was een prachtige bonus, een ticket naar het paradijs. Toen ik de zwart-wittelevisie had aangezet, zag ik Bill Clinton getuigen over zijn vermeende affaire met Monica Lewinsky. Hier was een man die werd gestraft voor zijn seksuele frivoliteit. Gezegend de tijd waarin dit het hoofdnieuws was.
De ontlading duurde een paar jaar. Toen kwam de klad erin. De onafhankelijkheid begon zich tegen mij te keren. Ik verlangde om onverklaarbare redenen naar mijn familie. Ik wilde het gesprek opnieuw aangaan, deze keer vanuit mijn onafhankelijkheid en niet vanuit de afhankelijkheid, en hoewel dat geregeld leidde tot heftige conflicten, was ik daar toch naar op zoek.
Wanneer er een beroep op mij werd gedaan, vloog ik naar het ouderlijk huis. En toen verschillende leden van mijn familie gebukt gingen onder persoonlijke problemen die hun leven ontwrichtten, kon ik me niet aan een gedeelde verantwoordelijkheid onttrekken, alsof alleen ik met al mijn wereldwijsheid en autonomie in staat was om ze echt te beschermen. En wat ik toen ontdekte, was dat een familie een fragiel iets is, misschien wel een fictie waarin het goed toeven is, maar in onze moderne samenleving allang niet meer afdoende bescherming kan bieden.
Daarvoor is de externe druk te krachtig, vooral op een traditioneel gezin waar van oudsher religie, traditie en gehoorzaamheid aan de ouders belangrijke steunpilaren zijn en juist die waarden eroderen in een wereld waarin individualiteit, gelijkheid en vrijheid elke vorm van groepsgevoel uit elkaar trekken. Mijn ouders probeerden op hun ouderwetse manier de boel bij elkaar te houden, wat volledig mislukte. En ik geloofde dat als iedereen mijn weg ging, iedereen vanzelf gelukkig zou worden. Wat niet gebeurde.
Wat ik zag was hoe een systeem van afhankelijkheid in elkaar aan het storten was. De familiestructuur waarin iedereen op iedereen kan rekenen bleek een mythe. Wat overbleef was een verzameling individuen die krampachtig op zoek waren naar eigenwaarde en respect, een beetje privacy en wat geld. Het bleek heel moeilijk voor ons om de kwetsbaarheid die we voelden naar elkaar uit te spreken, alsof we de woorden die we vonden onder geen geval met elkaar konden delen, alsof de waarheid de boel pas echt zou laten exploderen.
Het hield me bezig. En toch moest ik weer door, ik kon niet meer die loyaliteit opbrengen die vroeger vanzelfsprekend leek. Ik was nu van mezelf, de klok kon niet worden teruggedraaid. Maar overal waar ik kwam werd ik verteerd door een verlangen om mijn familie te helpen, om een rol te spelen in het leven van mijn ouders en ondanks alle verschillen toch een vreedzame consensus te hebben. Ik herlas De gedaanteverwisseling van Kafka waarin dat verlangen naar eenheid onder het conflict de voeten wegbrandt. Wanneer een gemeenschap uit elkaar valt worden we allemaal insecten voor elkaar.
In de tussentijd leefde ik er lustig op los. Ik herinner me een Koninginnedag die op z’n einde loopt en die voor mij nog moet beginnen. Ik fiets langs het Museumplein, waar mensen vandaan lopen op zoek naar dekking voor de naderende regen. Ik ben op weg naar een feestje. De druppels deren me niet. Op dat moment vloeit mijn vrijheid door in de vrijheid van de wereld, alsof ik een instrument ben dat meespeelt in een prachtige van optimisme en weemoed doordrenkte symfonie.
De onafhankelijkheid had ook zijn grenzen, een bepaalde sleur. Mijn ouders hadden zich neergelegd bij mijn onafhankelijkheid. We hadden een mooie doch respectvolle afstand tot elkaar opgebouwd. We begrepen elkaar niet helemaal, maar dat hoefde niet uitgesproken te worden. De bloedbanden garandeerden een minimale hoeveelheid liefde.
De stilzwijgende afspraak werd slechts zo nu en dan onderbroken door gemopper over wanneer ik aan huisje-boompje-beestje ging doen, want zoals alle ouders, wensten zij ook mij dezelfde gevangenis met open deuren toe die ze voor zichzelf hadden gebouwd. Er gingen soms maanden voorbij dat ik ze niet sprak. Onder de onafhankelijkheid stroomden rivieren van schuldgevoel. Het ging allemaal veel dieper dan ik wilde toegeven.
Mijn vader besloot op bedevaart te gaan naar Mekka. Ik begeleidde hem naar Marokko, waar zijn moeder hem zou vergezellen. Ik was blij dat ik hem kon uitzwaaien, ik was blij dat ik hem kon achterlaten. Door zijn moeder mee te nemen liet hij zien dat hij afhankelijk was van haar. Alleen op bedevaart gaan zou geen bedevaart voor hem zijn. Ik vond het mooi, maar begreep het niet.
Ik herlas De gedaanteverwisseling van Kafka en kon het niet uitlezen. Het voelde als een marteling. Als een straf. Gregor Samsa lachte om mij.