32 zwerfkinderen van God los
[Trouw, 19|1] Halverwege het verhaal, als er al van alles gebeurd is, zegt de verteller: “Hoe het ook zij, het ergste moest nog komen.” Zo’n soort boek is de roman van de Spanjaard Andrés Barba: spannend tot de laatste bladzijde. Maar het is ook mooi en slim geschreven, als een realistisch document.
(..) Die realistische vorm geeft extra zeggingskracht aan wat in de inhoud een fantastische vertelling is, op sommige momenten een horrorverhaal zelfs. Want wat is er met die kinderen aan de hand? Vormen ze een soort sekte? Zijn ze onder invloed van iets? Is het besmettelijk? Kan het overslaan op de gewone kinderen in de stad?
(..) “Verhalen en gebeurtenissen lijken op wereldkaarten”, zegt de verteller ergens. Op wereldkaarten zie je naast de vertrouwde ‘grote, robuuste kleurvlakken van de continenten’ ook altijd het mysterieuze blauw van de oceanen met hun verborgen leven. Zo is het, vindt de verteller, ook met de gebeurtenissen rond de 32 zwerfkinderen. Aan de ene kant is er de wereld die we zien, aan de andere kant is er een wereld waar we alleen af en toe een glimp van kunnen opvangen.