22 april 1724: geboortedag Immanuel Kant
[bron: groene.nl]
Filosoof en Kant-liefhebber Thomas Nys over de Verlichtingsdenker uit Koningsbergen
♦ Volgens Nys is de verdienste van Kant dat hij de filosofie op z’n kop heeft gezet: ‘Hij heeft de betekenis van veel begrippen omgedraaid, op zo’n manier dat ze de waarheid adequater vatten dan het oorspronkelijke begrip. Het is moeilijk om van een fascinatie voor Kant af te komen. Ik ken weinig kantianen die van hun geloof zijn gevallen. Het wordt meestal alleen maar heviger! Ik hoop dat ik mezelf daar enigszins voor kan behoeden.
(..) In Kritik der reinen Vernunft stelt Kant de vraag: “Hoe is kennis mogelijk?” Vóór hem werd die vraag zo opgevat: “Hoe kunnen wij ons verstand afstemmen op de werkelijkheid?” Voor rationalisten, die dachten dat kennis uit de rede kwam, was dat een enorm probleem: ik kan wel dingen zeker weten in mijn geest, maar hoe weet ik dat de werkelijkheid daarbuiten daar ook mee correspondeert? Daar had Descartes nog God voor nodig. Empiristen dachten juist dat kennis van buiten kwam, door de ervaringen. Maar dan is het probleem dat we nooit algemeen geldige uitspraken zouden kunnen doen. Het beroemde biljartballenvoorbeeld van Hume illustreert dit: ik zie biljartbal A naar biljartbal B rollen, en daarna rolt bal B weg. Maar ik kan niet concluderen dat de botsing van A het rollen van B veroorzaakt. Veroorzaking zit niet in de ervaring.
Kant beantwoordt de vraag “hoe is kennis mogelijk” door het hele idee om te draaien. Net als Copernicus, die stelde dat niet de zon om de aarde maar de aarde om de zon draait. Zo zei Kant: we richten ons verstand niet naar de werkelijkheid, de werkelijkheid richt zich naar ons verstand. Daarmee bedoelt hij dat wij een bepaalde structuur opleggen aan de werkelijkheid, die er dus niet als zodanig, in zichzelf in zit. Die structuur maakt deel uit van ons kenapparaat. Wij kunnen de werkelijkheid niet anders zien dan gestructureerd door oorzaak en gevolg. Of gestructureerd in ruimte en tijd. Ruimte en tijd zitten niet daarbuiten, maar hierbinnen, en alle dingen die wij waarnemen hebben die structuur. Dat stelt ons in staat om algemeen geldige uitspraken te doen, tussen ons mensen, want we hebben allemaal de rede en ervaren daardoor op dezelfde manier. Hiermee doorbrak Kant de patstelling waarin het denken over kennis was geraakt.
(..) [Kant] maakt een onderscheid tussen de privé-ruimte en de publieke ruimte. In het privé-bereik ga je allerlei verplichtingen aan: als je een baan aanneemt, neem je allerlei verplichtingen op je en die kun je niet zomaar overboord gooien. Maar in de publieke ruimte kun je argumenteren, het woord nemen, misstanden aan de kaak stellen. Je moet een publiek proberen te overtuigen, en om dat te doen moet je particuliere belangen achter je laten. Je moet zeggen dat het sowieso een slecht idee is om iets te doen, niet omdat jij het zo vervelend vindt. Dat heeft te maken met de Categorische Imperatief. Als je vindt dat er iets mis is, dan moet er ook iets mis mee zijn voor allen.’