►De goede zoon
[Trouw, 13|10] Lezers van Rob van Essen moeten wel literaire avonturiers zijn, voor geen kleintje vervaard, en ze moeten tegen een hyperbewuste schrijver kunnen die van alles en nog wat, wat hem tijdens het schrijven aan zo’n roman invalt, meeneemt: “Eerlijk, ik dacht dat dit lange hoofdstukken zouden worden, met uitgebreide, in proustiaanse zinnen gevatte beschrijvingen van het gebouw, de gasten en de omgeving. Maar ik zie tot mijn verbazing dat ze niet lang willen worden.” Een schrijver die zich voor het oog van de lezer probeert te beheersen en zich laat gaan. Heel bijzonder. (..) Van Essen moet het van zijn verbeelding hebben, zijn werk herinnert aan dat van Murakami en Paul Auster en het doet soms ook een beetje denken aan James Bond en Startrek. [Ook] in zijn vorige roman, ‘Winter in Amerika’, husselde hij waarheid en verzinsels op een intrigerende en vooral vanzelfsprekende manier door elkaar, zodat je als lezer eigenlijk niet wist in welk universum je je bevond.