
Christe(ndomme)lijk?

In het voor Europa gedenkwaardige jaar 1848 verschijnt niet alleen ‘Het communistisch manifest’ van Karl Marx maar ook ‘Christelijke toespraken’ van Søren Kierkegaard. Geïnspireerd door gebeurtenissen in Parijs klinkt in dat jaar in heel Europa de roep om hervormingen, zoals persvrijheid, een nationale grondwet en parlementaire democratie. Kierkegaard mengt zich niet direct in het publieke debat, maar analyseert de sociale, ethische en religieuze vooronderstellingen van de cultuur, in het bijzonder de aanname dat onze cultuur wezenlijk christelijk is. ‘Christelijke toespraken’ bevat een kritiek op het bestaande ‘christendom’: het religieus-politieke conglomeraat van kerk en staat dat ook door vernieuwingsbewegingen niet wezenlijk ter discussie wordt gesteld. Nodig is een diepere vorm van vernieuwing, die Kierkegaard aanduidt als alsnog ‘christen worden’.

Griekse helden zijn nog springlevend
[bron: demorgen.be] Vorig jaar veroverde Fry de wereld met Mythos, een vuistdik boek waarin hij de Griekse mythologie op hedendaagse wijze hervertelde, beginnend vanaf het ontstaan van de wereld. Het was een boek over de goden en hun creaties. Maar daarmee was de kous natuurlijk niet af. Zeus, Hera en Apollo hadden hun gerechtigde plaats gekregen, maar er was nog zo veel meer te vertellen. Dat doet Fry nu in Helden, vooral gericht op de minderwaardigste van alle mythologische wezens: de mens.
Wanneer de Gigant Prometheus het vuur steelt van de goden en het aan de mensen geeft, gaat het gouden tijdperk van de goden over in het tijdperk van de helden. De goden duiken nog weleens op onder de mensen, maar die lijken daar steeds minder mee gediend te zijn. Wat wellicht voor een groot deel te verklaren is doordat ze keer op keer hun bloedmooie dochters bezwangeren. Die oude geilaard van een Zeus kan dus maar beter op zijn Olympos blijven en de aarde overlaten aan degenen wie ze toebehoort, de mannen en vrouwen die gesterkt door Prometheus hun lot in eigen handen nemen, mythische monsters verslaan en hun eigen grootse cultuur op poten zetten.
Fry zet meteen de toon van het boek met een scène van Zeus en Hera aan de ontbijttafel. De oppergod zit er al een tijdje te wachten op zijn eega. Normaal slaapt ze nooit zo lang. Wanneer ze uiteindelijk toch opduikt, ziet ze er doodmoe en verward uit. Slecht geslapen, verklaart Hera, verschrikkelijke dromen gehad, over de Giganten die de Olympos bestormden, de goden eruit bonjourden en de macht overnamen. Fry vertelt het allemaal op jolige wijze en laat Zeus op een menselijke, al te menselijke manier reageren.
Wanneer hij even later schrijft hoe Zeus Perseus verwekt door zijn gouden regen via een dakraam in de schoot van diens moeder Danaë te laten druppelen, en in een voetnoot flauwe grappen begint te maken over golden showers, denk je: o jee, het is zo’n boek. Dat is het gelukkig maar tot op zekere hoogte. Nee, voor het overgrote deel van de tijd slaagt Fry erin zich te bedwingen en houdt hij zich aan de mythologische verhalen die er nogal eens op neerkomen dat mensen getest worden op hun merites.

Baricco’s essay over de mutatie
Alessandro Baricco analyseert in De barbaren (herziene editie) een mutatie in ons cultuurbestel. De idee dat betekenis of culturele waarde iets diepzinnigs is dat slechts geopenbaard wordt na een studieuze intellectuele inspanning lijkt tanende en wordt, mede door de opkomst van nieuwe technologieën, in tal van domeinen vervangen door de opvatting dat betekenis niet het product is van verdieping maar van een onophoudelijk aan elkaar rijgen van ervaringen, verbindingen en associaties. Voorstellingen, ideeën, beelden die het grootste aantal verbanden opleveren of die resulteren in de meest intense indrukken worden als het meest betekenisvol ervaren. En deze mutatie is niet enkel van toepassing op de gemiddelde (cultuur)consument, maar lijkt ook een nieuw model van intellectueel te gaan opleveren: de intellectueel is niet langer een eenzame schatgraver maar wel een surfer, die zijn blik richt op de horizon.
In het hoofdstuk De ziel verliezen, vraagt Barrico ‘Wat is dat toch voor nieuwe weg die op zoek gaat naar de zin van het leven via de uitroeiing van de ziel? Wat is dat toch in de ziel dat hen zo afschrikt, dat hen wegduwt, alsof het een plek van de dood is en niet van leven?’ Nu, ‘zonder inspanning geen prijs, zonder diepgang geen ziel’ zegt het oude, romantische beschavingsprincipe, maar de barbaar redeneert dat als hij die inspanning moet leveren om tot het hart der dingen door te dringen hij geen tijd meer overhoudt om te leven, er op die ene bestudeerde plek te weinig betekenis voorhanden is om te overleven, te weinig betekenis van het leven. En dus wordt hij surfer over de oppervlakte, horizontale mens. De oorlogsziel van het geleden leed zit in zijn DNA. Daarom zoekt hij de ziel ergens anders dan in het verleden.

Het hoofdstuk dat Baricco aan de herziene editie van De barbaren heeft toegevoegd, is geschreven vanuit het jaar 2026. Het idee van de diepte is ondertussen verworden tot ‘een dumphandel voor bejaarden, voor de wat dommige en armere medemens’. De schrijver, die zoals iedereen barbaar geworden is, mijmert nog wat na over het misverstand waarop het was gebaseerd: ‘We hadden de rotsvaste overtuiging dat de betekenis der dingen opgeslagen ligt in een geheime cel, beschermd tegen de gemakkelijkste van-zelf-sprekendheden, bewaard in de vrieskist van een verre duisternis die alleen toegankelijk is met geduld, inspanningen en volhardend onderzoek.’ Nu, een paar decennia later, weet hij ‘dat het niet zozeer een vergissing was om te geloven in een ultieme betekenis, maar wel om deze naar de diepte te verbannen’.
