
De romaneske waarheid van ‘Wie ik ben’ (debuutroman van Levi Jacobs)
Soms lees en herlees je een boek en wat je ontdekt is dat je nu precies op het juiste moment het boek tot je neemt. Ik schreef dit op Goede Vrijdag, daarna was Stille Zaterdag en daarna waren er de twee dagen van Pasen. Ook de recente debuutroman Wie ik ben van Levi Jacobs is ingedeeld op vier dagen. Vreemd toeval zou je denken, ware het niet dat de dagen in dit boek (een typische vader-en-zoon roman) dus geheel parallel lijken te lopen met de lijdenslyrieke dagen van Passie en Pasen. Je hoeft geen dominee te zijn om het te zien.
Aan het slot van dag I: ‘Op de rug van [haar] hand staat in zwarte letters ‘q.e.d.’ – quod erat demonstrandum, hetgeen bewezen moest worden. ‘Mathematics?’ vraag ik. ‘Faith.’ Ze trekt haar tanktop recht. ‘What if God does exist?’ ‘I would drag him down and beat him through the streets.’’ Een bij uitstek Goede Vrijdag-tafereel.
Aan het begin van dag II: ‘Het is vroeg in de ochtend, het heeft geregend. De straten ademen, stenen geven de geur af van oude stad: schimmelig en gistend. […] We leunen naast elkaar tegen een muurtje en staren een smalle steeg in. Hij maakt zich waarschijnlijk een voorstelling van de levens die zich hier hebben afgespeeld.’
Slechts één zin verder, de zoon als hoofdpersoon: ‘‘Pa,’ zeg ik, ‘ben je wakker?’ Een lange gaap. ‘Heeft ieder recht op z’n eigen waarheid?’ Hij […] lijkt zo weg te kunnen waaien, in zijn lichtblauwe broek en charmante linnen overhemd, dat wijd en ongestreken om hem heen wappert.’
Dan, aan het begin van een paasachtige dag III: ‘De oefening die het vergt om […] de cue ball zo weg te leggen dat de tegenstander geen opties meer heeft.’
En opnieuw een dialoogje tussen zoon en vader: ‘‘Pa,’ zeg ik, ‘voel jij je weleens machteloos?’ ‘Machteloos?’ Machteloosheid leg ik uit, lijkt te betekenen dat je met lege handen staat, maar het is meer dan dat, het is wéten dat er een mogelijkheid bestaat, maar geen grip krijgen op de handeling die daartoe leidt.’
Niet eerder las ik deze uitleg van het begrip machteloosheid. Niet eerder las ik zo – in het licht van Pasen – over God en machteloosheid.
Ten slotte is er die laatste dag IV: ‘Het is ondraaglijk opgesloten te zitten in een wereld waarin het spel zo zichtbaar is, maar waar iedereen het spel vermomt als werkelijkheid. Waarin van mij verwacht wordt dat ik meespeel en tegelijkertijd geloof dat het geen spel is. […] Ik ga in het een parkje in de zon zitten, die op onze laatste dag eindelijk is doorgebroken. Een stenen muur omheint het gras, de bomen, de struiken. Ik droom van een huis met een stenen muur eromheen, een afbakening tussen mijn wereld en die van de ander. Geen geluiden, geen rollenspel.’
Hier wordt uiterst precies verwoord wat Pasen betekent: de rollen zijn uitgespeeld.
Zal ook Levi Jacobs verrast zijn over de Passie-Pasen-parallellie? De verrassing vormt het ultieme bewijs dat we weer eens (het gebeurt niet zo vaak) een ware roman in handen hebben. Schreef Kundera niet over de ‘radicale autonomie’ van de roman? En ja, alleen de schrijver die zich in dienst stelt van de romaneske waarheid, een waarheid die moet worden ontdekt, is een echte schrijver.
Overigens heeft de roman ook een epiloog. Die is er voor alles ná Pasen, denk ik dan, met daarin in ieder geval een tolstojaans geloof in opstanding. Er wordt gezegd – nota bene na een graflegging: ‘We moeten meer dingen samen doen.’ Het klinkt als een uitnodiging. En Kierkegaard wordt geciteerd. ‘Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar moet voorwaarts worden geleefd.’ Voorwaarts leven, het is volgens Wie ik ben ‘doodeng’.
N.a.v. Levi Jacobs, Wie ik ben. Atlas Contact 2025 | deze blogpost is gedeeld op hebban.nl