Archief van
Maand: oktober 2019

Een nieuwe kijk op identiteit

Een nieuwe kijk op identiteit

appiah
Verschenen: oktober 2019

Wie ben ik en waar hoor ik bij? We zijn man, vrouw, moslim, christen, zwart, wit – en daaraan ontlenen we onze eigenwaarde. Het zegt iets over onze dromen, verwachtingen en beperkingen, over onze familie, nationaliteit, cultuur en religie. Maar waarom gaan we op zoek naar bevestiging van een enkele identiteit, terwijl we bestaan uit meerdere?
Bestsellerauteur Kwame Anthony Appiah schreef een opzienbarend boek over de identiteitspolitiek die onze huidige samenleving polariseert. We benadrukken maar al te graag de verschillen met anderen en de overeenkomsten met gelijkgestemden. Maar die generalisatie brengt ons niet verder, aldus wereldburger Appiah. Levendig en met veel persoonlijke anekdotes, historische, culturele en literaire voorbeelden ontleedt hij de verhalen die we onszelf vertellen – en hoe we op dat vlak verkeerd redeneren. Zo gaat religie lang niet alleen over geloof, gaan racistische gedachten terug op achterhaalde wetenschap en zijn we als mensen niet herleidbaar tot een paar benamingen, maar zijn we zoveel meer.
Appiah presenteert met ‘De leugens die ons binden’ een nieuwe manier van denken, waardoor onze blik op onszelf en op onze gemeenschappen radicaal zal veranderen.

Filosoof Kwame Anthony Appiah is hot. Dit weekend was hij hoofdgast op het Brainwashfestival in Amsterdam.

Eerder verscheen:

appiah2

 

Een geschiedenis van de heilige Europese ziel

Een geschiedenis van de heilige Europese ziel

Hebban-boekrecensie ♦ M.M. Driessen liet zich op de radio schaamteloos in de kaart kijken. Hij lichtte zijn schrijverstaak toe: ‘Ik zoek naar verhalen die de kwaliteit van een parabel hebben. In die zin dat ze – als het me lukt – een soort universele betekenis hebben die niet gebonden is aan het hier en nu en zeker niet aan Amsterdam-Zuid. Dat is wat ik bewust probeer.’ (En hij zei zoiets als ‘zelfs mijn uitgever raakt erdoor van slag, kan zijn logo niet rechthouden’, maar dat werd er tussenuit geknipt.)

driessen6Welnu, de schrijver Martin Michael Driessen heeft beslag kunnen leggen op de memoires van de heilige Dieudonné van Metz – memoires die vlak voor de dood van de heilige in 1839 werden opgeschreven, door de vermaarde schrijver en tijdgenoot Victor Hugo (die overigens ook zijn bekende Les Misérables begint met de hoofdstuktitel ‘een rechtschapen man’, in 1842). Nu zijn deze memoires dus te boek gesteld in een roman, en wel in een schelmenroman, geheel passend bij het leven dat de heilige leidde: de molenaarszoon paradoxaal lijkend op de timmermanszoon Jezus uit de Bijbel, wordt zwendelaar tot in elke vezel van zijn bestaan. Hij verleidt, moordt, redt, geneest en wordt per gelukkig toeval aller heilige – hoewel, de liefde laat niet met zich spotten.

De roman die de schrijver Driessen van de memoires opgeschreven door Victor Hugo maakte (zo beweert de roman zelve), bevat natuurlijk niet alleen de wederwaardigheden van de heilige. Driessen weet dat deze molenaarszoon een verre nazaat moet zijn van de eerstgeborene van de roman, het windmolens bevechtende personage Don Quichot. Traditiegetrouw laat de schrijver zijn hoofdpersoon daarom ten strijde trekken tegen zijn ziel.

De memoires van de heilige Dieudonné alias Donatien alias Donatienne (of onder welke andere naam opgeschreven door Victor Hugo, of in roman gegoten door Driessen), vormen ‘geen avonturenroman, maar een geschiedenis van de ziel’, zo staat ook exact halverwege de kroniek, de eigenlijke memoires, het boek, de roman vermeld. En dus volgt de lezer ‘de zielkundige ontwikkeling’ van wie? Niet van Donatien alias Alias, ook niet van Victor Hugo die met dit boek een onbekend gebleven meesterwerk schiep, en zelfs niet van de romanschrijver Driessen. Het is – in medias res – de geschiedenis geworden van de eigen Europese ziel die huist onder ieders dak, in ieders bestaan.

Dieudonné, geboren in het revolutiejaar 1789, is voilà de nieuwe Elckerlyc, en wel sinds de Verlichting elk van ons van ons verstand beroofde door het te overbelichten. De roman van Driessen is een vuistslag in het gezicht van elke weldenkende Europeaan, godsdienstig of niet. Voor wie de vuistslag een onverhoedse doodslag is, is er gelukkig een boek waarin heel de geschiedenis (per motto eigenlijk een van twee millennia, vanaf Jezus als ‘geliefde zoon’) staat opgeschreven, zodat we bij al het menselijk geheugenverlies toch niet zullen vergeten, of vergeten zullen worden. Driessen schreef een tijdsdocument, even brisant van taal als briljant van inhoud. Het is tot cultboek voorbestemd, ware het niet dat onze cultuur zich geen raad weet met deze lectuur – radeloze voorkeur heeft voor andere literatuur (minder grillig, meer van hetzelfde). Maar alles wat ons heilig is, heeft geen enkele betekenis zonder de heilige van Metz, zo wil Driessen ons letterlijk doen ontdekken.

Lang leve Dieudonné, en lang leve Driessen, een Francis Beaufort voor onze tijd. De gevleugelde literatuur is gered. Victor en Miguel juichen postuum over deze Martin Michael. Schreef Cervantes: ‘Voor mij alleen is Don Quichot geboren en ik voor hem; hij wist van wanten en ik van schrijven’ (en: ‘nooit is enige dolende ridder zo godvruchtig gestorven als Don Quichot’) – Driessen schrijft het hem na, in de geest van alle grote schrijvers, over zijn molenwiekende schelm én heilige.

Kortom, Driessen heeft zijn vijf sterren verdiend, zo niet eeuwige roem. Ook hij moet eens (vroeg of laat) worden bijgeschreven op de indrukwekkende lijst van heiligverklaringen wil deze lijst ooit compleet zijn.

 

► Marente de Moor wint Jan Wolkers Prijs met roman Foon

► Marente de Moor wint Jan Wolkers Prijs met roman Foon

untitled
Marente de Moor is erin geslaagd een boek te componeren dat zowel spannend als emotioneel is, zonder de raadsels die de kern van haar boek vormen te ontrafelen. Haar blijk van een uiterst zelfverzekerd en krachtig schrijverschap draait in Foon op volle toeren. (De Groene Amsterdammer) 

 

Mystiek en magie

Mystiek en magie

burnier3
Burnier over zichzelf: “Als ik mijzelf moet etiketteren, zou ik zeggen dat ik behoor tot de spirituele zoekers en werkers in de mensheid. Via kleine stapjes vooruit en soms enorme smakken omlaag, probeer ik in dit leven in contact te komen of te blijven, met het Onbenoembare, waarnaar alle godsdiensten verwijzen, ieder op zijn eigen wijze en op zijn niveau. Het doel van de mens die deze weg gaat, is uiteindelijk permanent met het bewustzijn ‘in twee werelden’ te kunnen leven en anderen te laten delen in het licht dat hij aldus ervaart.” De Joodse Andreas Burnier zette zich met tomeloze energie in voor het Joodse ‘lernen’.

[fragment] ‘Mystiek en magie zijn twee zowel psychologisch als in hun literaire neerslag zeer verschillende, of zelfs aanvankelijk polaire uitingen van het menselijk streven naar inzicht en verlossing. De magische weg loopt ‘buitenom’: zij kan zich uiten in traditioneel-godsdienstige voorstellingen over engelen en demonen zoals die door kerken in hapklare brokken aan de massa worden gepresenteerd. Zij kan zich uiten in een primitief occultisme en bijgeloof. Zij kan ook subtiele esoterische vormen aannemen, zoals in de authentieke alchemie, in de kabbala, in de antroposofie. Magie kan ontaarden in goedkope geheimzinnigdoenerij, in ‘occulte’ hocus-pocus, in overdadige romantiek, en zij kan subliem zijn, zoals bij Goethe, Kafka of Meyrink.
De mystieke weg gaat ‘binnendoor’. Literaire mystici beschrijven soms in expliciet mystieke geschriften van grotere of geringere artistieke verdienste, vaak in pöezie, een enkele keer in proza – dat eveneens goedkoop en zweverig kan zijn, of literair geniaal en diepzinnig – bijzondere innerlijke ervaringen.
De gewoonte van sommige recensenten en literaire critici in onze tijd om alles wat afwijkt van het recente realisme en naturalisme ‘mystiek’ te noemen, wat dan eventueel voor hen weer samenvalt met ‘occult’, berust dus op onvoldoende onderscheidingsvermogen en literair-historische differentiatie.’

 

Wat de lezer leert volgens Leen Verheyen

Wat de lezer leert volgens Leen Verheyen

leen verheyen[fragment] Een van de meest intrigerende teksten uit het oeuvre van Franz Kafka is het korte verhaal  Voor de wet. In een paar honderd woorden vertelt Kafka het verhaal van een man die naar de wet gaat. Voor de wet zit echter een deurwachter die zegt dat hij de man op dat moment geen toegang kan verlenen. De man besluit dus te wachten tot hij toestemming krijgt binnen te gaan, maar uiteindelijk blijkt hij jaren en jaren te moeten wachten. Hij doet veel pogingen binnengelaten te worden, maar zonder succes.

Wanneer de man uiteindelijk oud geworden is, stelt hij de wachter een vraag die hij tot dan toe nog niet gesteld heeft: ‘Iedereen streeft er toch naar de wet te bereiken. Hoe komt het dan dat er in al die jaren niemand anders dan ik om toegang heeft gevraagd?’ De wachter, die ziet dat de man stervende is, vertrouwt hem vervolgens toe dat niemand anders daar toegelaten had kunnen worden, omdat deze ingang alleen voor hem bestemd was.

In wat Ricœur de ‘eerste’ of esthetische lezing noemt, dompel je je onder in de wereld van het verhaal dat je leest. Misschien zie je de man voor je, inclusief de vlooien in de bontkraag van de wachter die Kafka in zijn verhaal beschrijft. Misschien heb je zelfs een beeld van hoe de poort van de wet eruitziet. Als je aandacht hebt voor de vormelijke aspecten van het verhaal, word je je bovendien bewust van Kafka’s afstandelijke schrijfstijl. Je stelt vast dat, hoe tragisch het verhaal eigenlijk ook is, deze tragiek niet te sterk wordt aangezet in de vertelling. Ook de absurditeit van het verhaal wordt niet overdreven geaccentueerd. Het verhaal wordt op een ernstige, bijna zakelijke manier meegedeeld.

Tegelijkertijd doemen al meteen tijdens die ‘eerste’ lezing allerlei vragen op. Over welke wet heeft Kafka het? Het valt meteen op dat ‘de wet’ in Kafka’s verhaal een abstract begrip blijft. De wet heeft dan wel een poort, verder blijft onduidelijk over wat voor wet het verhaal gaat. Waar je in de ‘eerste’ lezing meegaat met het idee dat een man toegang probeert te krijgen tot de wet, ga je je in de ‘tweede’ lezing de vraag stellen wat Kafka met dit verhaal probeert de vertellen. Moet je ‘de wet’ begrijpen als de burgerlijke wet? Of eerder als een religieuze of ethische wet? Of representeert Kafka’s ‘wet’ misschien nog iets geheel anders?

Het antwoord dat je op die ene vraag geeft, bepaalt mede de betekenis die je in het verhaal legt. Je zou er bijvoorbeeld van kunnen uitgaan dat de wet, waar de man toegang toe probeert te krijgen, de ethische wet is. In dat geval zou je zijn poging kunnen interpreteren als een poging een antwoord te krijgen op de vraag hoe hij moet leven. Welke richtlijnen moet hij hanteren om een goed, deugdzaam en betekenisvol te leiden?

Het feit dat hij geen toegang krijgt tot de wet, lijkt dan het gevolg te zijn van zijn eigen wachten. Hoe je een goed, deugdzaam en betekenisvol leven kunt leiden, kom je alleen maar op het spoor door effectief te leven en te handelen. Kafka’s ‘wet’ begrijpen als een ethische wet, maakt bovendien ook begrijpelijk waarom de ingang voor niemand anders dan de man bedoeld is. Wat je als goed of betekenisvol ervaart, heeft in grote mate te maken met wie je bent en hoe je je tot de wereld verhoudt.

Het interessante aan Kafka’s verhaal is echter dat het, juist doordat hij de lezer bewust in het ongewisse laat over waarnaar ‘de wet’ verwijst, ook tot heel andere interpretaties aanleiding kan geven. De Franse filosoof Jacques Derrida werkte zo’n interessante interpretatie uit. Hij trekt een parallel tussen de ondoordringbaarheid van het verhaal – het feit dat je als lezer in het duister tast wanneer je de betekenis van het verhaal tracht te achterhalen – en de ondoordringbaarheid van de wet in het verhaal zelf. Voor de wet is volgens Derrida in zekere zin het verhaal van de ondoordringbaarheid van het verhaal zelf. Het verhaal beschrijft niets anders dan zichzelf. Doordat Kafka’s verhaal een heleboel vragen oproept, die geen definitief antwoord kunnen krijgen, en de ‘ware’ betekenis van het verhaal dus onbereikbaar blijft, lijkt de tekst zijn toegang, net als de wet in het verhaal, streng te bewaken.

 

Dorthe Nors is writer in residence in Amsterdam

Dorthe Nors is writer in residence in Amsterdam

dorthenors4

[bron: parool.nl] Dorthe Nors (49) is zes weken writer in residence in Amsterdam. ‘Ik hou van de bomen langs de grachten. In Kopenhagen hebben ze ze allemaal omgehakt.’ Haar verhalenbundel Kaart van Canada is net uit. ‘Dit is een van de beste plekken om te schrijven.’

Nors vertelt. Het klinkt als een sprookje. Hoe ze aan een tafeltje thuis haar eerste verhalen schreef, beïnvloed door haar landgenoot, de sprookjesschrijver Hans Christian Andersen. Hij is volgens Nors de beste korteverhalenschrijver aller tijden, omdat iedereen, over de hele wereld, zijn verhalen kent. “Hij zit in mijn bloed.”

dorthenors3Die eerste verhalen vormden de bundel Karateslag (met het schitterende De zomer van de begraafplaatsen), dat in Denemarken werd geprezen. Daarna werd het weer stil, tot de verhalen in het Engels werden vertaald en de vertaalster ze aan Amerikaanse tijdschriften probeerde te slijten…

In het Mekka van het korte verhaal

“Waarom ook niet?! Gewoon proberen, for the fun of it! We stuurden ze één voor één in. En ze namen ze! The Boston Review als eerste, en toen verschenen ze in nog een aantal literaire tijdschriften. Harper’s Magazine…”

Karateslag werd gekocht door de Amerikaanse uitgeverij Graywolf Press. “Een van de uitgevers stuurde, zonder dat ik het wist, een paar verhalen naar The New Yorker.”

Toe maar. The New Yorker, het mekka van het korte verhaal. Als je verhaal in The New Yorker heeft gestaan, kun je rustig sterven.

“Had ik zelf nooit gedaan, hoor. Je stuurt geen verhalen naar The New Yorker. Die hoogmoed. Geen kans voor een Deense schrijver, toch?”

Een bal voor open doel.

“Ze kochten er één. Dat opende alle deuren…”

Dorthe Nors, uit Herning, midden-Jutland. Springlevend zit ze midden in Amsterdam aan een keukentafel en worstelt met het deksel van een koffiekan.