Archief van
Maand: februari 2018

The Piano Guys (1)

The Piano Guys (1)

[bron: maxazine.nl] De filmpjes van The Piano Guys zijn op YouTube bij elkaar meer dan een miljard keer bekeken. Door bewerkingen van Bruno Mars in combinatie met Bach en de Disney-klassieker ‘Let It Go’ met Vivaldi’s ‘Vier Jaargetijden’ ontplofte internet bijna.

The Piano Guys bestaat tegenwoordig uit cellist Steven Sharp Nelson, pianist Jon Schmidt en twee hele belangrijke mannen achter de schermen. Videoproducer en locatie-scout Paul Anderson is het brein achter de beelden van hun videoclips. Geen locatie is te gek, en de uitdaging om de vleugel ergens neer te zetten heeft geen grenzen. Ook het nieuwe lid Al van der Beek houdt zich bezig met de bewerking van de beelden maar is vooral als zanger en songwriter actief.

The Piano Guys – four middle-aged fathers became YouTube sensation

[thepianoguys.com] Our Beliefs

We believe the purpose of life is to be happy.

We believe the best way to be happy is to follow the teachings of Jesus Christ and to love others more than yourself.

We believe we are all children of a God who loves us dearly.

We believe that good music can be a source of joy, inspiration, and fulfillment.

 

Egan verrast

Egan verrast

egan2
Jonge vrouw gaat in een mannenwereld op zoek naar het mysterie van de verdwenen vader. “De Amerikaanse Pulitzer Prijswinnaar Jennifer Egan verrast haar lezers met ‘Manhattan Beach’. Een roman in een compleet nieuwe schrijfstijl.” (Trouw, 28|02)

Lees hier een fragment:

EEN

/ Pas toen ze helemaal naar het huis van Mr Styles waren gereden besefte Anna dat haar vader nerveus was. Eerst had de rit haar afgeleid, ze zoefden over Ocean Parkway alsof ze op weg waren naar Coney Island, al was het vier dagen na Kerstmis en veel te koud voor het strand. En toen het huis zelf: een paleis van gouden bakstenen, drie verdiepingen, aan alle kanten ramen, luidruchtig klapperende groen-geel gestreepte zonneschermen. Het was het laatste huis van een doodlopende straat, die uitkwam bij zee.
Haar vader parkeerde de Model J tegen de stoeprand en zette de motor af. ‘Mop,’ zei hij. ‘Niet gluren naar het huis van Mr Styles.’
‘Natuurlijk ga ik niet naar zijn huis zitten gluren.’
‘Je gluurt nu al.’
‘Nee’, zei ze. ‘Ik knijp mijn ogen half dicht.’
‘Dat is gluren,’ zei hij. ‘Je omschrijft het zelf.’
‘Voor mij niet.’
Met een ruk wendde hij zich tot haar. ‘Niet gluren.’
Toen begreep ze het. Ze hoorde hem moeilijk slikken en voelde een steek van onrust in haar maag. Ze was niet gewend dat haar vader nerveus was. Verstrooid, dat wel. Bezorgd, dat zeker.
‘Waarom heeft Mr Styles iets tegen gluren?’ vroeg ze.
‘Dat heeft iedereen.’
‘Dat heb je me nooit verteld.’
‘Wil je naar huis?’
‘Nee, dank je.’
‘Ik kan je naar huis brengen.’
‘Als ik gluur?’
‘Als je me de hoofdpijn bezorgt die ik voel opkomen.’
‘Als je me nu naar huis brengt,’ zei Anna, ‘dan kom je veel te laat.’
Ze dacht dat hij haar een klap wou geven. Dat had hij een keer gedaan, nadat zij een reeks vloeken had uitgebraakt die ze in de haven had gehoord; onzichtbaar als een zweep haalde zijn hand uit naar haar wang. Het spookbeeld van die klap achtervolgde Anna nog steeds, met het bizarre gevolg dat het desondanks haar stoutmoedigheid vergrootte.
Haar vader wreef over zijn voorhoofd en keek haar toen aan. Zijn zenuwen waren bedaard; ze had hem genezen.
‘Anna,’ zei hij. ‘Je weet wat je te doen staat.’
‘Natuurlijk.’
‘Gewoon aardig zijn tegen de kinderen van Mr Styles als ik met hem praat.’
‘Weet ik toch, papa.’
‘Tuurlijk.’
Ze stapte de Model J uit met opengesperde ogen, tranend van de zon. Het was hun eigen automobiel geweest tot de beurskrach. Nu was hij van de vakbond, die hem weer aan haar vader uitleende als hij vakbondszaken te doen had. Anna ging graag met hem mee, als ze niet op school zat, naar renbanen, eerste communie-ontbijten en bijeenkomsten van de kerk, kantoorgebouwen waar liften hen naar hoge etages tilden, soms zelfs naar een restaurant. Maar nog nooit naar een privéwoning, zoals nu.

 

De x-factor van Ilja Leonard Pfeijffer

De x-factor van Ilja Leonard Pfeijffer

inktaap

[bron: trouw.nl, 27|02] ‘Die gebeeldhouwde, poëtische, totaal onvermijdelijke zinnen. Wat een meesterlijk stilist.’ Servé Hermans, acteur en regisseur bij Toneelgroep Maastricht, is een bewonderaar van Ilja Leonard Pfeijffer. Deze dagen duikt hij in het Pfeijffer-universum; hij regisseert het toneelstuk ‘La Superba’ naar Pfeijffers beroemdste boek, dat dit weekend in première gaat.

pfeijffer6In september vorig jaar vereenzelvigde hij zich nog meer met de schrijver toen hij – in de toneelbewerking van Pfeijffers autobiografische roman ‘Brieven uit Genua’ het personage Ilja Leonard Pfeijffer speelde – uiteraard met een pruik met lang haar en een rode das. De pruik blijft in ‘La Superba’ achterwege; al gaat het in dat boek ook over een Nederlandse schrijver die net als Pfeijffer naar Italië verhuist, omdat hij ‘in het platgeslagen Nederland geen inspiratie meer vindt’, echt autobiografisch is het boek niet. Toch voelde Hermans er pas voor om met dit boek aan het werk te gaan, toen er een soort Ilja – ‘monumentaal, magisch, exotisch’ – was gevonden. Wim Opbrouck speelt de rol, want “Wim is een man van taal. ‘La Superba’ is ook een van zijn lievelingsboeken.” (..)

Pfeijffer blijkt (..) [als mens] heel aardig als [de acteurs en Hermans] in Genua zijn. “Toen we daar waren, zag ik dat hij met iedereen praat, iedereen gelijkwaardig behandelt. Of het nou een politicus is of een bootvluchteling. Zo zonder vooroordelen, dat vond ik bewonderenswaardig.” De voorstelling ‘La Superba’ zal vooral inzoomen op het migrantenvraagstuk. Pfeijffer voelt zich een luxe-immigrant als hij tal van andere gelukszoekers ontmoet. “De stad Genua heeft hem nieuwe inhoud gegeven. Hij zegt: ‘In Genua hoef ik niets anders te doen dan opschrijven wat ik zie’. ‘La Superba’ is inmiddels een soort reisgids voor Genua geworden.”

pfeijffer6(..) Zoals [Pfeijffer] door de stad beweegt en hoe hij eruit ziet, heeft volgens Hermans wel iets weg van een popster. “En tegelijkertijd merk je dat hij speelt met de rol die hij heeft zich heeft aangemeten. De x-factor van Pfeijffer zit misschien wel in de schaamteloze wijze waarop hij de rol van Ilja speelt, een spel met feit en fictie. Hij durft ook de spot te drijven met die ijdele, grote schrijver.”

 

Boek-en-week: van 10 t/m18 maart

Boek-en-week: van 10 t/m18 maart

Motto: ‘en toch is alles wat we doen natuur’ (Leo Vroman)

Boekenweekgeschenk:

Gezien de feiten van Griet Op de Beeck

♦ Griet Op de Beeck heeft een Boekenweekgeschenk geschreven waarin ze met lichtheid en humor de zwaarte verkent, waarin ze familieverhoudingen tekent in al hun broeierige complexiteit, waarin ze durft te pleiten voor het belang van emotie, waarin ze subtiel de politieke realiteit van vandaag aan de kaak stelt, waarin positivisme zoekt naar een nieuwe, eigenzinnige definitie.

boekenweekessay2018Boekenweekessay:

Natuurlijk van Jan Terlouw

♦ Geboren in een boerendorp op de Veluwe, groeide Jan Terlouw op tussen de natuur. Hij klom in bomen, bestudeerde bijenvolken en hielp kalfjes geboren worden. Natuur werd voor hem een onuitputtelijke bron van inspiratie, door de schoonheid, de variatie en het mysterie ervan. Het groen, het water, de dijken, de jagende wolken, de wisseling der seizoenen, het fascineert hem mateloos. Maar hij is ook bezorgd, want de natuur is in gevaar. Het tijdperk van het Antropoceen is aangebroken: het menselijk handelen heeft een bepalende invloed op de toestand van de aarde. Wat de aarde in 4,5 miljard jaar heeft ontwikkeld, is de afgelopen eeuw[!] in rap tempo verwoest door de mens. De klimaatverandering is een feit. Het is niet te laat, maar het is wel de hoogste tijd voor drastische maatregelen. Natuurlijk is een ode aan de natuur en een vurig pleidooi om de aarde in betere staat achter te laten voor volgende generaties.

bron: boekenweek.be

 

Nieuw gebied

Nieuw gebied

kollaard-levensberichten
Gepubliceerd: januari 2018 / klik voor vergroting

[bron: tzum.info] Een onderzoek naar mogelijkheidsfactoren, overlappende waarheden. Kollaard beheerst het literaire spel volledig. Maakt in deze verzamelde prozastukken daar mooi terloops een studie van. (Een verhalenbundel, een roman in verhalen, essayistische fictie, het is van volstrekt ondergeschikt belang hoe je dit werk kwalificeert.) De werking van het geheugen, het selectieve gebruik van herinneringen. Zonder proza met elkaar te willen vergelijken, is Levensberichten een stuk meer doorwrochter, fijnzinniger en filosofischer dan het onlangs verschenen Het enige verhaal van Julian Barnes, waarin tussendoor een soortgelijk ‘spel’ wordt gespeeld.

Het werk van Kollaard is altijd verzorgd. (..) Dit is sterk voelbare literatuur. Schrijven op z’n best, wars van conventies, anders dan die van de taal. En zelfs daar neemt Kollaard nog weleens een loopje mee. Het is een heel eigen, gedurfd. In de zin dat het de grenzen van de literatuur opzoekt en soms een stapje in nauwelijks ontgonnen gebied zet. De schrijver comprimeert, creëert zijn eigen niemandsland. Levensberichten is beslist een stap naar een nog hoger niveau, zonder dat het té intellectueel wordt.

 

 

Verdwijning

Verdwijning

Jamal Ouariachi kreeg van Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam het verzoek een verhaal te schrijven dat thematisch aansluit bij Kafka’s De Gedaanteverwisseling, vanuit het perspectief van Grete, de zuster van Gregor Samsa (het hoofdpersonage uit De Gedaanteverwisseling).

De Oplossing

I

Het getintel begon de dag na het huwelijk. In de grote teen van mijn rechtervoet. Het was ruim een half jaar na Gregors dood, die ik op dat moment allang uit mijn bewustzijn gebannen had, eenvoudigweg doordat ik was opgehouden erover te praten. Een reusachtig ondier? Als je daarover begint, lachen de mensen je alleen maar uit of maken zich zorgen om je geestelijke gesteldheid. Bovendien had ik andere dingen aan mijn hoofd. Mijn ouders en ik hadden het druk met de verhuizing naar een een kleinere en goedkopere, maar beter gelegen en meer praktische woning dan de vorige, die nog door Gregor was uitgekozen. En dan was er ook nog Josef, de procuratiehouder van de zaak waar Gregor gewerkt had, die ons was komen opzoeken om zijn medeleven te betuigen, en die daarna regelmatig langs bleef komen – aanvankelijk om onduidelijke redenen, maar al gauw bleek dat hij en mijn ouders bezig waren een huwelijk voor te bereiden. Hoewel Josef een wat kruimelige baard had en zijn oren verhoudingsgewijs iets te groot waren voor zijn hoofd, was hij een aantrekkelijk, piekfijn gekleed heerschap met zeer correcte manieren en een goede baan bij de werkgever aan wie mijn vader nog steeds geld schuldig was, hetgeen via een ingewikkelde constructie, die ik nooit heb kunnen doorgronden, reden te meer bleek om Josef met mij te laten trouwen. In de herfst van dat jaar gaven wij elkaar het jawoord. Ik zegde mijn baan op om mij op mijn nieuwe taak als huisvrouw en toekomstig moeder te kunnen richten, en ik trok bij Josef in.

De ochtend na het huwelijksfeest ontwaakte ik in mijn nieuwe huis naast mijn nieuwe man, met dat tintelende gevoel in mijn rechter grote teen, alsof mijn voet sliep, maar dan sterk gelokaliseerd en toch ook anders, al was het maar omdat met het heen en weer schudden van de voet het nare gevoel niet verdween. Ik hinkte naar de keuken om ontbijt klaar te maken, geërgerd maar nog niet verontrust: ik voelde op wel meer plekken in mijn lichaam ongemakken, stellig vanwege de vijf glazen champagne die ik de avond tevoren, tijdens het feest, gedronken had. Alcohol was ik niet gewend, en dat, opgeteld bij de verwarrende en uitputtende ervaringen tijdens de huwelijksnacht, leek mij verklaring genoeg voor mijn klachten. De teen bleef de rest van de dag zeuren. ‘s Avonds besloot ik tot een grondige inspectie, waarbij ik echter niets vreemds kon ontdekken aan de teen, behalve dat de contouren ervan enigszins wazig waren, wat mogelijk te wijten was aan mijn vermoeidheid. Ik besloot dat het vreemde gevoel vanzelf zou overgaan als ik eenmaal goed uitgerust was van het feest, en waarschijnlijk ook als ik wat meer gewend raakte aan mijn nieuwe woonsituatie.

Enkele dagen later had ik nog steeds last van het getintel, dat inmiddels venijniger van toon was geworden. Ik stroopte de sok van mijn voet, deed mijn schoen uit, tilde mijn rok op en ging zitten. Hier klopte iets niet. Aan wazig zicht door vermoeidheid kon het deze keer niet liggen: ik had goed geslapen en zag alles haarscherp, behalve de grote teen: die bestond nu uit een soort huidskleurige mist, waar ik doorheen kon kijken, al kon ik de teen nog wel voelen toen ik de mist tussen mijn vingers nam. De volgende dag was de teen geheel verdwenen. Zonder litteken.

II

De verdwijning van die ene teen bleek de voorbode van een langzame maar gestage aantasting van mijn lichaam. Andere tenen volgden. Aanvankelijk wist ik mijn aandoening verborgen te houden voor Josef, bang als ik was dat hij mij, zijn prille bruidje, als miskoop zou beschouwen, nu er steeds meer stukken van mij in het niets oplosten. Om dat te verhullen hield ik ‘s avonds in bed mijn sokken aan, wat ik in ieder geval voorlopig vol zou kunnen houden nu de winter naderde: onze slaapkamer was onverwarmd. Maar toen op zekere dag bij het ontwaken mijn gehele rechtervoet verdwenen bleek, kon ik Josef niet langer in onwetendheid houden. Hij reageerde zorgzaam en correct. Smeerde de onderkant van mijn rechterbeen, waar voorheen de voet had gezeten, elke avond in met geneeskrachtige oliën, omzwachtelde het been met nu eens hete, dan weer koude compressen, en kocht voor mij een fleurig roze geschilderde wandelstok, die mij ondersteunde bij het boodschappen doen. Allebei bleven wij optimistisch, het zou de gure tijd van het jaar wel zijn, met die kille regen en snijdende koude.

Hoe ernstig en hardnekkig mijn kwaal werkelijk was, bleek een paar weken later. ‘Je mond,’ zei Josef op een avond tijdens het eten, zijn baardige gezicht vertrokken in een verbijsterde grimas. Ik voelde aan mijn lippen, maar die bleken verdwenen. Het eerste wat mijn zoekende vingers raakten, waren mijn ontblote voortanden. Wat ik de hele dag had beschouwd als de schrijnende vooraankondiging van een koortslip, bleek de tintelende voortzetting van de verdwijningsziekte te zijn, op een geheel andere plek dan waar zij begonnen was. Ik schoot overeind en haastte mij naar de spiegel bij de kapstok in de hal. Een doodskopgrijns lachte mij uit, want het was nu wel zeker dat Josef, die zijn walging niet langer kon verbergen, diep in mij teleurgesteld was. Uitzonderlijk mooi was ik toch al nooit geweest, nu echter was ik veranderd in een afstotelijke leproos.

Vanaf dat moment ging het snel. Binnen enkele dagen kon ik niet meer lopen, omdat nu ook mijn linkervoet in razend tempo afstierf. Mijn neusvleugels krompen, mijn oren verschrompelden, en langzaam werden de contouren van mijn linkerhand minder zichtbaar. Voor de huishoudelijke taken namen we een meid in dienst: zelf kwam ik, inmiddels geheel invalide, het bed niet meer uit. Op het nachtkastje stond een groot glas limonade met een rietje erin. Dat kon ik tussen mijn ontblote tanden klemmen, waarbij het nog de grootste moeite kostte om zonder morsen of verslikken de drank naarbinnen te zuigen, nu ik geen lippen meer had om de drinkbeweging te begeleiden. Josef voerde mij driemaal daags mijn maaltijden – tussen de middag kwam hij daarvoor speciaal van zijn werk naar huis. Hij vervulde zijn taak meestentijds zwijgend, gelaten. Alleen wanneer hij me voor het slapen gaan waste, hoorde ik hem fluisterend en binnensmonds de heiligen aanroepen. Behalve dat wassen raakte hij mij verder niet meer aan, de afschuw over mijn verslechterde toestand zichtbaar in zijn hele motoriek.

III

Door de allesoverheersende onttakeling van mijn lijf had ik het niet direct opgemerkt, maar uiteindelijk kon ik er niet omheen: terwijl alles aan mij slonk, was één lichaamsdeel in razend tempo aan het zwellen: mijn buik. De arts die mij kwam inspecteren en inderdaad de diagnose ‘in blijde verwachting’ stelde, op een verontruste toon alsof het om een besmettelijke ziekte ging, constateerde dat de vrucht ‘abnormaal snel’ groeide. In dit tempo zou de zwangerschap vermoedelijk niet langer dan drie of vier maanden duren. De eerste blijdschap bij mij en Josef over het vooruitzicht van nageslacht, werd al snel neergeslagen door een verheviging van mijn verdwijningsklachten. Begin december waren mijn beide benen geheel verdwenen, waren mijn armen gereduceerd tot twee vuistgrote stompjes aan weerszijden van mijn romp, en had ik amper borsten meer om straks de baby uit te voeden.

Op Kerstavond bereikten de aantastingen mijn onderbuik. Josef leek zich nauwelijks om mij te bekommeren, maar vreesde voor het leven van onze aanstaande baby, en liet opnieuw de arts komen om een keizersnede uit te voeren. Ik vond het te vroeg, maar protesteren kon niet langer, want ik had geen tong meer. Diep in de nacht arriveerde de arts, in gezelschap van een assistent. Op handen en voeten kropen zij de slaapkamer binnen alsof zij een gevaarlijk roofdier beslopen, terwijl ik ze tegelijkertijd hevig snuivend pogingen hoorde doen hun lachen in te houden. Eenmaal bij het bed aangekomen richtten zij zich op, de arts rolde een leren mapje met scalpels uit, terwijl de assistent een met ether besprenkelde doek over mijn gehavende gezicht heen legde. De verdoving werkte amper en de weëe geur maakte mij misselijk, maar klagen ging niet en bij gebrek aan ledematen kon ik de doek niet van mijn gezicht trekken. Nu schoot een verscheurende pijn door mij heen: de arts plantte het veel te botte scalpelmes in de huid van mijn buik. Ik schreeuwde het uit, maar de arts ging onverstoorbaar verder met zijn moeizame, zagende snijden. Josef fluisterde ondertussen in mijn oor, troostende woorden, dacht ik eerst, tot ik ophield met gillen en verstond wat hij zei. ‘Oninteressant ben je, Grete… Alsof je door te verdwijnen ook steeds betekenislozer bent geworden.’ ‘Ha, daar zullen we de kleine larve hebben!’ kraaide de assistent triomfantelijk. Ik voelde nog net hoe iemand met veel geweld iets uit mijn baarmoeder trok. De pijn maakte plaats voor het inmiddels overbekende tintelgevoel, waardoor ik zeker wist dat mijn buik, na het volbrengen van zijn taak, bezig was te verdwijnen. ‘Die hoeven we dan tenminste niet dicht te naaien,’ grinnikte de arts. Geen babygekrijs. Het kind was waarschijnlijk dood geboren. Ik hoorde hoe de instrumenten werden opgeborgen, ergens ging een kraan aan, en na enig gespetter weer uit. De drie mannen verlieten de slaapkamer. Even was het stil. Toen hoorde ik iets onmenselijks wegritselen, met een licht zoemende ondertoon. Ver weg, in de gang, vroeg de assistent wat ze met mij aanmoesten. ‘Laat maar liggen,’ antwoordde Josef, op een toon die ik niet van hem kende. ‘Ze ruimt zichzelf wel op.’ En inderdaad, enkele minuten later bereikten de tintelingen eindelijk mijn hart.

► Arendt-vertelling

► Arendt-vertelling

hannah-arendt
Klik voor Eerste Hannah Arendt Vertelling! (door Erik Pool, oprichter van La Scuola, academie voor levenskunst)

Op de vraag ‘wie bent u’ zou de joodse denker en schrijfster Hannah Arendt zeggen: sta mij toe een verhaal te vertellen.

 

Zwemmen

Zwemmen

rasch
LEES dit, klik hier voor een FRAGMENT!!

 

[bron: folia.nl] ‘Het is makkelijk om te zeggen dat telefoons verslavend zijn, dat onze aandacht wordt opgeslurpt. En dat het verschrikkelijk is dat we niet meer naar de wereld en de mensen om ons heen kijken. Dat is niet hoe ik er in sta. Het is niet alleen slecht. Dat schermpje is niet alleen een blikvernauwing, maar ook een -verbreding. Dat biedt blijkbaar iets aantrekkelijks.’ De alomtegenwoordigheid van de smartphone is een mooi voorbeeld van wat [filosoof en literatuurwetenschapper] Miriam Rasch de ‘postdigitale wereld’ noemt. ‘Het digitale zit nu overal om ons heen. Het is zinloos om terug te verlangen naar een tijd zonder digitale techniek. Je moet proberen er als persoon op een zinvolle manier mee om te gaan.’ Hoe, dat moet iedereen zelf bepalen. Ze wil niets dwingend voorschrijven, maar zegt: ‘Alleen maar op je scherm kijken is niet heel zinvol, maar uitsluitend van de schermen wegkijken ook niet.’ Pas nadat ze de studies literatuurwetenschap en filosofie had afgerond, stortte Rasch zich volledig op de online-wereld. Ze begon een blog en ging lezen en schrijven over technologie en netwerken. ‘Die digitale revolutie is zo ingrijpend geweest en gebeurde terwijl we er bij stonden, zonder dat er over de gevolgen werd nagedacht. Omdat ik dat meemaak en zie hoe de maatschappij verandert, wil ik daar meer van weten.’

Hoe vind je de weg in een oneindige wereld die overweldigend en tegelijkertijd prachtig is?

“Over de digitale wereld wordt meestal geschreven door de kloosterlingen van het wereldwijde web. Miriam Rasch pakt het in haar essays anders aan: zij kijkt er naar vanuit de literatuur.” – Carel Peeters

 

Annelies Verbeke wint de J.M.A. Biesheuvelprijs 2018

Annelies Verbeke wint de J.M.A. Biesheuvelprijs 2018

annelies-verbeke3
(klik voor vergroting)

annelies-verbeke4[volkskrant.nl] In de nieuwe verhalenbundel van Annelies Verbeke, Halleluja, wordt ‘de auteur’ wakker als een beer. Een mannelijke, impotente, schurftige beer. Wat een ramp, denkt de auteur, waarom nou als beer, waarom niet als insect? ‘Hij laat zich op een stoel zakken, gooit zijn kop op zijn poten en snikt zijn scherpe tanden bloot. Nu heeft hij zichzelf nog per ongeluk gekrabd ook. Het leven is verschrikkelijk.’ De geliefde van de auteur ziet niets raars aan zijn vriendin, wat de beer alleen maar meer verontrust. ‘De partner kijkt over de rand van de krant als de beer de honing rechtstreeks zijn keelgat in spuit. ‘Is dat niet wat overdreven?’ ‘Overdreven wat?’ gromt de beer.’ Ik moest daar hardop om lachen, al begrijp ik niet helemaal waarom. Het moet de droge toon zijn, en het beeld van een melancholische kleine beer, wiens dag al erg genoeg begonnen is, en die dan ook nog eens niet begrepen wordt door de partner. Halleluja zit vol met dit soort onverwachte en toch perfect getimede tragikomische momenten, die eigenlijk niet los te citeren zijn zonder dat ze aan kracht inboeten. De omschrijving ‘tragikomisch’ doet ze evenmin recht; die suggereert een genre, een techniek, maar wát Verbeke precies doet, is moeilijk te ontrafelen. De verhalen zijn beladen met grote, wanhopige gevoelens waarna er momenten van comic relief volgen, maar de grapjes lijken per ongeluk, vanzelfsprekend. Verbeke schrijft, zo lijkt het, zonder vooropgezet ‘gevoelsschema’, ze schrijft niet toe naar de grap, de verwondering of de ontroering. De personages zijn gewoon ontzettend écht.

(Annelies Verbeke schreef een nawoord bij de Cossee-uitgave Als water in de woestijn van Ida Simons. Zie blog 19 februari)