Angst voor taalverlies
Superb
[review] In ‘Pek en zwavel’, een bundeling van Komrijs beste stukken, komen alle facetten van zijn werk aan bod. Zijn felste scheldkanonnades, zijn briljantste analyses, zijn ultieme spotlust. Een overzicht voor wie het spervuur van boeken niet bijhield. (..) Komrij is in deze teksten op zijn best: geestig, bijtend, scherp, virtuoos, origineel en eigenzinnig. Zelfs als de actualiteit er een is van tien of twintig jaar geleden, overleven de teksten door de superbe stijl en de prikkelende humor. Door Komrijs intelligente waarnemingen zijn deze teksten vaak ook van historische waarde en niet zelden kreeg Komrij jaren na dato gelijk in wat destijds als recalcitrantie of spotzucht werd gezien. Het lijdt geen twijfel dat deze bloemlezing het verlangen naar de complete essaybundels ernstig zal aanwakkeren. Toptienboek.
Op herhaling
[persbericht] Zijn meeste werken schreef Søren Kierkegaard onder pseudoniemen, die elk een bepaalde visie weergeven, waarmee de lezer zelf zich mag confronteren.
Kierkegaard slaat zijn lezer hoog aan. Hij roept een schrijver in het leven, Constantin Constantius, die een boekje schrijft over een alledaags begrip: herhaling. Heel gewoon, maar tegelijk van verstrekkende betekenis. Vervolgens gaat Kierkegaard ervan uit dat zijn lezer aan het boek zelf genoeg heeft om op een speelse wijze zicht te krijgen op herhaling in het leven.
‘Er bestaat maar één pregnante herhaling en dat is de herhaling van de eigen individualiteit in een nieuwe potentie.’
De herhaling verschijnt in een sprankelend nieuwe vertaling. In de leesgids wordt grondig ingegaan op Kierkegaards pseudonimiteit. Ook is in dit boekje voor het eerst een integrale vertaling opgenomen van Constantin Constantius’ uitgebreide reactie op een recensie die kort na de publicatie van De herhaling was verschenen. In dit stuk biedt Kierkegaard nadere uitleg aan de lezer die zijn spel met het boek misschien nog niet zo goed begrepen heeft.
‘Alleen degene die weet te zwijgen ontdekt een alfabet dat net zoveel letters heeft als het gewone.’
Het houten paard
[review Piet De Moor] Het monster is een krachttoer. Op een plastische manier onthult Kadare hoe machthebbers de massa met simpele symbolen manipuleren. Deze tijdloze les, die een grandioos inzicht biedt in de anatomie van de macht, is verpakt in een met stilistische bravoure neergezette liefdesgeschiedenis die als een thriller leest. (..) Vanaf de eerste bladzijde ziet de lezer allerhande parallellen en symmetrieën opduiken: in Tirana speelt zich een liefdesdrama af dat een onthutsende overeenkomst vertoont met de Trojaanse ontvoering van de Griekse Helena, een gebeurtenis die drieduizend jaar geleden aanleiding gaf tot het tienjarig beleg van de stad Troje door de wraaklustige Grieken. Maar achter het dubbele liefdesverhaal gaan allerlei ambivalenties schuil die in de loop van de vertelling schijnbaar terloops worden geanalyseerd. In Kadares versie van de Trojaanse oorlog dient het houten paard om de aandacht af te leiden van de toedracht dat een Griekse delegatie met de Trojanen een vredesovereenkomst heeft afgesloten die de Griekse leiders niet van plan zijn na te leven. Die woordbreuk is in Het monster dé grote list die de Grieken te allen prijze geheim willen houden, omdat het uitlekken ervan de fundamenten van de Griekse staat en de internationale rechtsorde aan het wankelen zou brengen.
In 2005 won Ismail Kadare de internationale Man Booker Prize.
Novaire
[review Guus Bauer] Iets dat eigenlijk voor alle personages in Zeg maar dat we niet thuis zijn opgaat: Het lichaam en de ziel verouderen, maar vanbinnen zijn ze nog niet geboren. Die loutering treedt op in de loop van de roman. Meneer Jahangir beseft na zijn sterven dat hij alleen maar bezig was om niet dood te gaan, dat hij slechts als overlever in Nederland is geweest. Milan den Hartog doet in feite niet veel meer. Hij heeft nogal veel in bewaring gekregen, vooral van zijn twee moeders. Meneer Jahangir neemt eigenlijk de jonge Milan onder zijn hoede.
“Je kunt met ambassades en met landsgrenzen onderhandelen maar met de waarheid niet. Die moet je iets geven. Op tijd. Zodat je niet iets hoeft te bewaren wat niet van jou is. Of alleen voor een tijdje. Dat kan ook. (..) Er zit zoveel toekomst in de waarheid verborgen. Daarom struikelen de mensen zo vaak over de waarheid. Omdat ze bang zijn dat de toekomst dan voorgoed is afgesneden.”
Novaire weet de strubbelingen met de nabestaanden levensecht weer te geven. De zoon van meneer Jahangir is volledig geïntegreerd, de dochter houdt vast aan waarden uit het vaderland. Tegelijkertijd komen we – fijn achteloos door de schrijver verwerkt – meer te weten over de Feyli-Koerden. Een mooie gewoonte bij Islamitische bedevaartoorden: het in de diepte van het mausoleum werpen van een wit papiertje met een wens. Novaire noemt dat mooi ‘het samenvatten van de ziel’. Meneer Jahangir is bij de moskee van Najaf over een paarlemoeren oorbel gestruikeld. Hij werpt zijn wens niet in de diepte, maar gebruikt het papiertje om de oorbel in te verpakken. En op die manier heeft hij zijn wens om zeep geholpen. Meneer Jahangir ‘schenkt’ de oorbel aan Milan, als een startkapitaal en neemt daarna het initiatief in eigen hand. Hij weet wat te doen, laat een voorbeeldige zoon na, een man van het compromis. Iemand van wie de kinderen van Nederland nog veel kunnen leren.
In de ongetwijfeld zwaarbevochten ‘eenvoudige’ stijl van Novaire zit een grote schoonheid verborgen. Novaire biedt troost. Elke waarachtige literator zou naar een dergelijke sterke beeldvorming bij de lezer moeten streven.
Rashid Novaire (1979) schreef drie romans, waarvan ‘Maïsroest’ op de shortlist stond voor de Libris Literatuurprijs.
‘And so I face the final curtain’ (Sinatra)
Fuzzie
First Belcampo!
Literair feest
Marjolijn Februari stelt met De literaire kring de interessante vraag naar ‘het engagement van de lezer’ aan de orde.
”Iedereen spreekt maar over het engagement van de schrijver,” zegt ze, “waarom niet over dat van de lezer? Als de schrijver maar geëngageerd is, kan de lezer achteroverleunen. Ik vind dat ook de lezer betrokkenheid moet tonen. De literaire kring in mijn boek leest en discussieert over boeken, maar daarna houdt het op. Het is ook een appèl aan het adres van andere literaire clubs: wat zijn jullie eigenlijk aan het doen? Boeken van geëngageerde schrijvers lezen, en dan? Wat is de volgende stap?” (interview in De Volkskrant, 2007)
Jeroen Vullings in Vrij Nederland spreekt naar aanleiding van De literaire kring van ‘kostelijk amusement’: “De literaire kring is een feest om te lezen.”
Michaël Zeeman in De Volkskrant prijst de geestige commentaren in De literaire kring en voegt daaraan toe: “Het sterke is, dat Februari haar personages op niveau tegemoet treedt: zij bespot de intellectuele en bestuurlijke elite van Nederland niet alleen, zij leest haar ook de les.”
De rechten van De literaire kring werden op de Frankfurter Buchmesse verkocht aan de Engelse uitgeverij Quercus. De roman werd bovendien bekroond met de Annie Romein Prijs 2007 en genomineerd voor zowel de Gouden Uil 2008 als de Libris Literatuurprijs 2008. Op 11 februari 2008 ontving Marjolijn Februari voor haar werk de Frans Kellendonk-prijs. Uit het juryrapport: “Het weliswaar nog kleine oeuvre van Marjolijn Februari, twee romans, een proefschrift en talloze columns en essays, kenmerkt zich volgens de commissie door originaliteit, scherpzinnigheid en onafhankelijkheid van geest. Zowel in haar werken van fictie als in haar essayistiek weet zij intellectuele bemoeienis met belangrijke en netelige kwesties te paren aan een bij uitstek literaire blik. Zij is zo in staat ethische en maatschappelijke dilemma’s op een open en prikkelende manier aanschouwelijk te maken, zonder daarbij ooit in verontwaardiging of drammerigheid te vervallen. De registers die zij gebruikt variëren van geleerd en scherp, spottend of ironisch, tot tastend, verwonderd op het kwetsbare af.”
[review] Terwijl een roman met een boodschap bij voorbaat te duchten is – wanneer ons wordt verteld hoe te denken gaan immers meteen onze stekels recht overeind staan -, geeft dit boek daar in geen enkel opzicht aanleiding toe. De reden daarvoor is dat Februari zo vernuftig weet om te springen met literaire middelen dat je er nauwelijks benul van hebt dat ze je iets wil overbrengen. De al genoemde afstand en ironie, maar ook ‘gewone’ humor, de overtuigende personages, de simpelweg goedlopende plot en de puntige filosofisch-essayistische passages verhullen in zekere zin die boodschap. Maar aan de andere kant geven ze hem juist effectief vorm.