Geloven in Bach
Morrelen aan het fictiebegrip
[uitgeverijprometheus.nl] Palmen vertelt over haar schrijverschap dat ze vanaf het begin bezig is het begrip fictie te veranderen: ‘Het is de aard van mijn schrijverschap, het is het meest experimentele van mijn schrijverschap ook: morrelen aan dat fictiebegrip, wat een heel filosofische doelstelling is.’
Als romanschrijver en als filosoof is Connie Palmen in de ban van de manier waarop we door de verhalen van anderen betekenis krijgen.
In 1991 kreeg die fascinatie haar literaire beslag in Palmens buitengewoon succesvolle romandebuut De wetten. In de kwarteeuw die volgde schreef Palmen nog vijf andere grote romans, waarmee ze in binnen- en buitenland honderdduizenden lezers bereikte.
Naast de met prijzen overladen romans De wetten, De vriendschap, I.M., Geheel de uwe, Lucifer en Jij zegt het (Libris Literatuurprijs 2016, De Inktaap 2017), alsmede een novelle en een logboek, schreef Connie Palmen korte verhalen, essays, toespraken en lofzangen, over de kunst van de roman, het geluk van de eenzaamheid, de gevaren van de roem, de autonomie van de neezegger, de fan als moordenaar.
Ter gelegenheid van de Boekenweek 2017, waarvoor Connie Palmen het Boekenweekessay schreef, is in Het drama van de afhankelijkheid het merendeel van haar essays en artikelen, waarvan sommige nooit eerder in druk verschenen, gebundeld in een kloek boek. Het drama van de afhankelijkheid is een unieke verzameling beschouwend werk van een van de origineelste denkers van ons taalgebied.
Het mysterie van de Matthäus
Waarom toch weet Bach zo veel luisteraars in het hart te raken?
Veel is al geschreven over het mysterie van Bachs Matthäuspassion. Theoloog Ad de Keyzer kijkt naar de liturgische kant.
Hoeveel mensen zouden er stiekem een beetje tegenop zien? Voor een groeiend deel van de vaderlandse elite is een bezoek aan de Matthäuspassion in de weken voor Pasen min of meer een culturele verplichting geworden, waarbij de opvoeringen in de Grote Kerk in Naarden en de Pieterskerk in Leiden zijn uitgegroeid tot een soort society event.
Maar het is en blijft natuurlijk wel een lange zit, zeker op harde kerkbanken. En het oratorium van Johann Sebastian Bach heeft niet voortdurend het niveau van de hits Erbarme dich en O Haupt voll Blut und Wunden.
Maar misschien is deze opmerking al een vorm van heiligschennis. Want in deze seculiere tijd heeft de Matthäuspassion een uniek sacraal karakter. Het meesterwerk is een blijk van goddelijke inspiratie van een diepgelovige componist die zijn cantates ondertekende met S.D.G. (Soli Deo Gloria, Alleen aan God de eer).
De bijzondere betekenis die de Matthäuspassion voor mensen kan hebben, komt naar voren in Erbarme Dich. De filmdocumentaire van Ramón Gieling (..) brengt in beeld welke emoties de muzikale bewerking van het lijdensverhaal van Christus losmaakt.
Vrome praatjes
Aan de Matthäuspassion zijn ook al vele boeken gewijd. Zo publiceerde wijlen Martin van Amerongen in 1997 Zijn bliksem, zijn donder (uitgeverij Ambo), waarin de journalist het – vooral in Nederland erg geliefde – muziekstuk zo veel mogelijk van zijn religieuze kanten probeerde te ontdoen.
Theologen, schreef Van Amerongen op een hem typerende polemische en stellige wijze, hebben helemaal niets bijgedragen aan een beter begrip van Bach en zijn werk: ‘Het is een en al gefleem en vrome praatjes.’
Met deze constatering is Ad de Keyzer het volstrekt oneens. De theoloog, die als wetenschappelijk medewerker is verbonden aan het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen, meent dat het muziekstuk van Bach juist beter kan worden begrepen door wat hij ‘een spiritueel-liturgische benadering’ noemt.
In zijn boek Bachs grote passie (uitgeverij Adveniat) analyseert hij grondig 27 fragmenten uit de Matthäuspassion, met de nadruk op hun geestelijke betekenis. Het passieverhaal heeft met God te maken, zegt De Keyzer, of je dat leuk vindt of niet.
Gelijk heeft hij. Atheïsten en agnosten kunnen wel beweren dat Bach heel goed kan worden geapprecieerd door ongelovigen, maar zijn beroemdste compositie handelt toch echt over het sterven van de zoon van God en was bedoeld voor de kerkdienst van Goede Vrijdag.
Mysterie
Interessant is de vraag waarom Bach zo veel luisteraars in het hart weet te raken, kerkelijken en onkerkelijken, gelovigen en ongelovigen. Dit is het mysterie van de Matthäuspassion. Ad de Keyzer geeft toe dit mysterie niet te kunnen doorgronden.
Wel denkt hij dat een deel kan worden verklaard door de universele thematiek. De Matthäuspassion drukt ons met de neus op het menselijk tekort, op de nietigheid van stervelingen.
In Erbarme Dich wordt ook gefilosofeerd over de geheimzinnige aantrekkingskracht van het werk van Bach. Een componist die in elk geval liet horen dat er schoonheid in verdriet kan schuilen.
De Matthäuspassion biedt troost, zegt operaregisseur Peter Sellars in de film, ‘omdat ze laat voelen dat er iemand nog droeviger is dan jij’.
De dwarsligger

De dwarsligger is te klein voor het mooi in een boekenkast, maar is niet te groot voor een broekzak, jas of tas. Het boekje heeft geen charme, behalve die van de inschikkelijkheid. Een dwarsligger is voor mij een hapsnapmaaltijd onderweg, in de file, in het ziekenhuis tijdens bezoektijd (wanneer de patiënt het honderdduizendste onderzoek moet ondergaan, ‘ja nu even’), in een halverwege stilstaande lift (nog niet meegemaakt), tijdens een kerkdienst met een preek waartijdens iedereen is afgehaakt behalve de hakketakkende spreker (ook nog niet mogen meemaken – het wegduiken in een dwarsligger op dat moment, bedoel ik), tijdens een wachtuurtje in de bibliotheek wanneer ergens ver weg jeugdige vioolklanken klinken en de bibliotheek veel boeken heeft maar niet die van mij. Al die keren ben ik blij met het boekje dat dwarsligger heet, en meer dan een boekje een blokje maggi is, zo’n gedroogd en in een platte vorm geperst mengsel van zout en kruiden. Even niets voor handen hebben en daarom dit in handen. In tijden van verlatenheid. Alsof iemand je een opgevouwen zakdoek voor ogen tovert waarmee de overvallende bloedneus gestopt kan worden. Als een hand op de schouder terwijl je radeloos je smartphone toespreekt, dat beste vriendje weer tot leven wilt wekken. Dwarsliggend kan je niets gebeuren. Dwarsliggend kun je buiten bij bliksemlicht gemakkelijk lezen, zonder te vrezen dat regen toeslaat, de mooiste bladzijden krult, heel het boekse feest verpest. Dwarsliggertje dwarsliggertje, dank je wel, hoe vaak stond je me bij. Je bent voor mij drinken met een rietje en soep eten met een lepeltje – maar alles beter dan niets. En voor bijzonder hongerigen en dorstigen is er ook een bijbel in broekzakformaat. Als extra dwarsligger. Zo een die een streep zet door het vrome gemoed, bedelen doet, en zo leven laat. Zo’n dwarsligger was hij altijd al.
Koot & Kochs ‘benoem het niet met opgebruikte woorden’
Lees Kochs Makkelijk leven blz. 9 – 18 in de spiegel met Koots verder-kijker uit 2013! (En lees een boeiend eigen verhaal – ga daarna door naar blz. 94) Dus als twee keer vijf bladzijden heen- en teruggebladerd.
En gekeken met Koots scherpgesteld oculair (na zijn ‘regelmatig stukjes voorlezen’):
Zeggen noch schrijven dat het was alsof u ergens naar keek door het verkeerde uiteinde van een verrekijker.
Zeggen noch schrijven dat een heel aantal media ontzettend cliché klinkt en geen urgentie meer heeft.
Koch blz. 13/14: een draagbaar doosje voor dezelfde geur / dat is precies waar het in het leven om draait
Koch blz. 12/15: elke minuut kan de laatste zijn / dit verhaal bevat een bonus
Koch blz. 11/16: het is allemaal waar / van dit boek word je beter
Koch blz. 10/17: een glimmend spinnenweb / ik moet het helemaal zelf doen
Koch blz. 9/18: is het mij naar mijn hoofd gestegen / een patrijspoort is er
Een vorm van filosofie
De roman is de laatste uitkijkpost vanwaar we het menselijk leven als geheel kunnen overzien Ernesto Sábato
[persbericht] Aristoteles legt zijn rechterhand op een buste van Homerus. Hij draagt een gouden ketting met een medaillon waarop Alexander de Grote is afgebeeld. In de gebruikelijke interpretatie van Rembrandts beroemde schilderij symboliseert dit de verhoudingen tussen het beschouwelijke leven, het actieve leven en de kunst: de grote filosoof en de machtige heerser moeten erkennen dat de legendarische dichter minstens hun gelijke is. Of, anders gezegd: de filosofie respecteert de wijsheid van de literatuur. Kan literatuur een vorm van filosofie zijn? Natuurlijk zijn er belangrijke filosofen geweest die ook prachtig konden schrijven en wier werk als een literaire vorm van filosofie gezien kan worden, maar is het omgekeerde ook mogelijk: bestaat er filosofische literatuur? Kunnen gedichten, toneelstukken of romans helpen bij het beantwoorden van filosofische vragen over mens en cultuur? In Denkende romans wordt aan de hand van bekende literaire werken van onder andere Cervantes, Tolstoj, Kundera, Proust en Houellebecq verdedigd dat literatuur inderdaad kan bijdragen aan het filosofische denken over mens en cultuur. De literatuur leert ons het een en ander over mens en cultuur, op een heel andere wijze dan de theoretische filosofie of de wetenschappen dat doen.
Vandaag verschenen! Inkijkexemplaar: denkende-romans
Dit boek is een uitgebreide en verbeterde uitgave van De Wijsheid van de Roman.
Jeroen Vanheste is docent filosofie aan de Open Universiteit. Hij publiceerde in 2007 Humanisme en het Avondland.
De rivier
Binnenkort verschijnt de nieuwe roman van Joke J. Hermsen Rivieren keren nooit terug
♦ Melancholieke roman over liefde, verlies en de kracht van de herinnering / Ella Theisseling reist kriskras door Frankrijk met als uiteindelijk doel de rivier waar zij alle vakanties van haar jeugd heeft doorgebracht. Ze wil er de dood van haar vader verwerken, maar ook nadenken over haar kindertijd, haar eerste liefdes en de gebeurtenissen die bepalend zijn geweest voor haar verdere leven. Dankzij enkele onverwachte ontmoetingen reist ze verder door naar het zuiden, waar ze in een kleine, hooggelegen stad tot bezinning komt en het leven een nieuwe aanvang neemt.
Hermsen schrijft ook het essay voor de Maand van de Filosofie 2017, vanaf 1 april in de winkel.
persbericht_maand-van-de-filosofie
Literatuur en wiskunde: het draait om intuïtie
[trouw.nl, 1994] Wie is die grootste literaire belofte van Denemarken sinds Hans Christiaan Andersen? Een gesprek met de voormalige balletdanser, alpinist, schipper, toneelspeler en schermer Peter Høeg.
“Ach,” grinnikt hij in zijn hotelsuite in Amsterdam, “uitgevers kloppen mijn biografietje graag een beetje op, maar in grote lijnen is het wel juist.” Hij ziet er net zo jongensachtig uit als op de foto op de achterkant van zijn romans en het kost je weinig moeite hem voor te stellen als danser of acteur op het toneel van de koninklijke schouwburg in Kopenhagen. “Ik heb altijd veel aan sport gedaan, vooral schermen. Toen in de jaren zeventig het ballet een bloeiperiode doormaakte, was er veel vraag naar jongens die konden dansen. Ze namen zo ongeveer iedereen die een beetje kon bewegen en zo kreeg ik mijn kans. Ik kreeg een klassieke training maar voor uitvoeringen gaf ik de voorkeur aan moderne dans. Ik was er niet erg goed in maar het was een interessante ervaring. Het was mijn taal niet, want ik miste het spelen met woorden. Schrijven heb ik al die jaren erbij gedaan tot ik op mijn zesentwintigste besloot definitief voor het schrijven te kiezen. Sindsdien leef ik van mijn pen.”
In zijn verhalenbundel ‘Nachtvertellingen’ waarmee hij in Nederland debuteerde, komt de balletwereld er niet geweldig af, en de ex-danseres die in ‘Smilla’ figureert is een ronduit onsympathiek personage. Toch is er volgens hem geen sprake van een afrekening met dit stuk verleden: “Ik hield van het dansen, maar de balletwereld zelf is gevaarlijk. Als mijn dochters me zouden zeggen dat ze bij het Deens ballet willen, zou ik me er sterk tegen verzetten. Vooral de opleidingsinstituten en de theaterinstellingen zijn toch vrij gesloten bolwerken van illusies.” Zijn afkeer van instituties loopt als een rode draad door zijn werk. (..)
Op zijn vijfentwintigste verliet Høeg Denemarken om zijn horizon wat te verruimen: “(..) Ik ontdekte de wereld buiten Denemarken, nam gretig alle indrukken in me op en voelde me voor het eerst echt vrij. Ik had dat nog jaren kunnen volhouden maar besloot toch terug te keren. Het was heerlijk om weer thuis te komen in de wetenschap dat ik niet gedwongen was er permament te blijven: iedere winter neem ik weer afstand door naar de tropen te reizen om met mijn Afrikaanse vrouw op familiebezoek te gaan.”
Zowel in zijn verhalen als in de romans zijn verschillende personages gefascineerd door wiskundige en natuurwetenschappelijke vraagstukken. ”Het valt me makkelijker me voor de wiskunde te interesseren dan van mijn medemensen te houden” zegt Smilla, de misantropische hoofdpersoon uit zijn bestseller. Høeg zelf denkt daar iets genuanceerder over: “Wiskunde is een soort oude liefde van me. Eén van de grote vragen in de geschiedenis van de wiskunde was altijd: ‘waar komt het vandaan?’ De perfectie van de mathematische figuren vind je namelijk niet terug in de werkelijkheid. Persoonlijk denk ik dat het van binnenuit komt, dat het een biologisch fundament heeft. (..) Voor mij staan literatuur en wiskunde niet zo ver van elkaar af: in beide gevallen draait het om intuïtie. Intellect alleen is veel te mager en uiteindelijk volslagen ontoereikend: professionele wiskundigen werken ook niet meer met puur rationele denkpatronen maar ontwikkelen een ander soort intuïtie. Net zoals je wel een idee kunt hebben van wiskundige figuren die in de werkelijkheid nog niet voorkomen, zo heb ik bij het schrijven een helder beeld van hoe een goed boek eruit moet zien, maar ik kan het nog niet schrijven. Ik zit nog volop in een leerproces en probeer steeds dichter bij dat ideaal te komen.”
(..) Zijn bescheidenheid is niet gespeeld. Høeg wekt voortdurend de indruk overvallen te zijn door zijn plotselinge succes: “Ik heb nooit aan een internationale carrière gedacht. Natuurlijk heeft een boek lezers nodig, maar of dat er nu vijfhonderd of vijf miljoen zijn, dat maakt voor mij niet echt een verschil. Ik hoopte voor ‘Smilla’ een voorschot van 3000 dollar te kunnen krijgen om een paar maanden met mijn vrouw naar Cuba te kunnen gaan. Als ik dat voor mekaar zou krijgen, zou het boek voor mij al geslaagd zijn. Het pakte wat anders uit. Eigenlijk is het niet normaal en misschien niet gezond dat iemand die nog volop in een leerproces verwikkeld zit zo’n aandacht krijgt. Ik zie het dan ook niet alleen als een succes van het boek, maar vooral van de media die het mogelijk maken dat een roman uit een klein taalgebied op zo’n ongekende schaal verspreid kan worden. Het brengt je in een gevaarlijke positie: de druk om meer van hetzelfde te produceren is erg groot, maar dat zou de dood in de pot zijn: je kunt iedereen nabootsen, behalve jezelf. Voor mijn ontwikkeling als schrijver zou het beter geweest zijn als het succes tien jaar later was gekomen. Als ik zou willen zou ik nu niet meer hoeven werken. Toch wil ik niet stoppen omdat ik weet hoe belangrijk het voor me is. Ik voel dat er veel licht in me geconcentreerd zit en dat ik beelden in taal kan binden. Dat is mijn opdracht, dus dat moet ik doen.”
Høeg Høeg Høeg

ONGELOFELIJK WAT EEN BOEK!
Adembenemend vanaf de eerste bladzijde tot en met de laatste! [Tekst achterplat:] ‘De vrouw en de aap is een fabel voor onze tijd met de magie van een sprookje en de spanning van een thriller.’
Begrijpt u, het is heel moeilijk om het verschil te zien tussen de hersenen van de grote apen en die van ons. De hersenen van een chimpansee lijken als twee druppels water op die van ons. Maar al met al kun je zeggen: hoe geplooider ze zijn, hoe groter de neocortex is, des te intelligenter is het dier. Uw hersenen, dat zag ik meteen toen Mrs Burden – sorry, uw vriendin – mij de scannings liet zien, zijn de meest geplooide die we ooit hebben gezien. Met de grootste frontaalkwab. Het grootste volume. We hebben dan wel geen gelegenheid gehad om over uw manier van leven te praten. Krijgen we vermoedelijk ook nooit. Maar toch wil ik u vertellen dat u… dat wil zeggen uw voorouders, uw soort, nadat u een andere weg insloeg dan wij, een miljoen jaar geleden, bij het Turkanameer, naar het noorden trok. En ons vervolgens inhaalde. Wij hebben ons faliekant vergist. Wij dachten dat we informatie zouden krijgen over een van de hominidae die aan de mens voorafging. Maar u bent niet dat wat voorafgaat. U bent eerder dat wat na ons komt. [p.223]
Laatste zin van De vrouw en de aap : ‘Misschien is een engel voor één derde god, voor één derde dier en voor één derde mens.’
Ben weer Høeg-verslaafd! Moet zijn Nachtvertellingen herlezen: filosofische vertellingen die een datum gemeen hebben, de nacht van 18 op 19 maart 1929… Met natuurlijk het ene echte heavenly onderwerp: de liefde. Daarna herbenieuwd naar Grensgevallen [lett. randfiguren]! En en.., De stilte en het meisje, Het effect van Susan, Voorstelling van de twintigste eeuw, Smilla’s gevoel, De kinderen van de olifantenhoeders…