‘Ze spreken het sidderen van gevoelens uit’

‘Ze spreken het sidderen van gevoelens uit’

hertmans2
Stefan Hertmans ontdekt de sporen van een voorname christelijke jonkvrouw uit de elfde eeuw, die haar leven vergooit uit liefde voor een Joodse jongen. Hij gaat achter deze vrouw aan, die samen met haar verboden liefde op de vlucht slaat en een duizelingwekkende tocht aflegt, opgejaagd door alles en iedereen.

FRAGMENT – Wekenlang ligt het dorp onder een dikke laag bevroren sneeuw. Op heldere dagen jaagt een ijskoude mistral door de vallei. Het leven valt stil in de verblindende schittering van wit en blauw. (..) IJspegels aan lage daken, opgewaaide sneeuw bij de deuren van de enkele grotere huizen. Aanroepingen, verwensingen, bezoekingen, gebeden, wachten, slapen. Een krakende stap in een blauwig straatje. Het schuren van oude scharnieren. Het is de maand Tewet van het Joodse jaar 4852. (..) [Enkele] kraaien dwarrelen door de vlokken die er, wanneer je omhoogkijkt, zwart uitzien in plaats van wit. Ze jagen omhoog tegen de rotswand als een horde minieme verkenners die de plek afspeuren, ze kleven tegen de holen waar de beren slapen, ze hechten zich aan wachttorens en wimpers. Men bidt en rilt. Een boeteprediker loopt met een ratel door de sneeuw en kondigt het einde der tijden aan.

hertmans3[bron: volkskrant.nl] Hertmans reist in zijn nieuwe boek de bekeerlinge Hamoutal achterna: van Rouen in Noord-Frankrijk naar Narbonne, Marseille, Palermo, Caïro en uiteindelijk Monieux. Zijn persoonlijk reisverslag wisselt hij af met het verhaal van de proseliete, die hij zo dicht mogelijk probeert te naderen met het gereedschap van een romancier. Soms stelt hij hardop vragen over het precieze verloop van de geschiedenis, vaker neemt hij de vrijheid om de gaten zelf in te vullen. Hij beschrijft Hamoutals verliefdheid, wanhoop, en uiteindelijke gekte. (..) Zo aards als de beschrijvingen zijn, zo verheven de overpeinzingen over zijn grote thema, de tijd zelf. Hertmans evoceert de tijd als een personage, dat grinnikend om de hoek staat of diep onder de aarde bromt. Zijn grote verlangen is haar aan te raken. Soms ronkt hij iets te gretig (‘het was het einde van een tijdperk, waarover zich de meedogenloze grendels van de vergetelheid sloten’), maar meestal bedwelmt hij met zijn lyriek. De tijd stijgt werkelijk op van het papier: Hamoutal blijft je nog lang achtervolgen.

[Le Monde] Zijn woorden kruipen onder de huid. Eigenlijk drukken ze niets anders uit dan die bloedige werkelijkheid, maar toch: ze bijten, ze doen pijn, ze genezen. Ze spreken het sidderen van gevoelens uit. Kortom, de woorden hebben hier hun volle kracht. (..) Alleen de grote schrijvers kunnen dat. Hertmans is een van hen.

Lees hier t/m p.24

Met De bekeerlinge won Stefan Hertmans de E. du Perronprijs 2016. De prijs werd uitgereikt door Arnon Grunberg, na zijn E. du Perronlezing ‘Het paradijs’ – waarvan in De Groene Amsterdammer (mei 2017) een ingekorte versie verscheen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *