Vanaf 15 november in de winkel: Coetzees finale van zijn saga!

Vanaf 15 november in de winkel: Coetzees finale van zijn saga!

Davíd besluit zijn thuis te verlaten en intrek te nemen in het weeshuis. Zijn ouders, Inès en Simón, kunnen niets doen om hem daarvan te weerhouden. Kort na zijn vertrek wordt hij opgenomen in het ziekenhuis vanwege een mysterieuze aandoening. Hij lijkt niet meer te redden. Steeds meer verliezen de ouders hun grip op de zoon die in alles hun tegenovergestelde lijkt. Wie is deze jongen eigenlijk? En wie zijn zijn ouders zonder hem? De dood van Jezus is het laatste deel van Coetzees poëtische en filosofische saga over het leven van Davíd. Een stralend en vluchtig leven, als een komeet die de lucht doorkruist. Met deze roman die naar de oorsprong van alles zoekt, biedt de Nobel-laureaat eens te meer het meest prachtige werk.

coetzee7

[fragment]

I

Het is een tintelende herfstmiddag. Op het grasveld achter het appartementencomplex staat hij naar een voetbalwedstrijdje te kijken. Gewoonlijk is hij de enige toeschouwer bij deze wedstrijdjes tussen kinderen uit het complex. Maar vandaag staan er ook twee onbekenden te kijken: een man in een donker pak met naast zich een meisje in schooluniform.

De bal vliegt in een boog naar de linkervleugel, waar David speelt. Na het aannemen van de bal geeft David de verdediger die hem de weg komt versperren moeiteloos het nakijken en lanceert de bal richting midden. De bal ontglipt iedereen, ontglipt ook de keeper, rolt over de doellijn.
Bij deze doordeweekse wedstrijdjes zijn er geen echte teams. De jongens splitsen zich naar eigen goeddunken op, doen een tijdje mee, gaan weer weg. Soms staan er wel dertig op het veld, soms maar een stuk of zes. Toen David voor het eerst meedeed, drie jaar geleden, was hij de jongste en de kleinste. Nu behoort hij tot de grotere jongens, maar hij is wendbaar ondanks zijn lengte, snel ter been, een bedrieglijke sprinter.
Het wedstrijdje ligt even stil. De twee onbekenden komen naderbij; de hond die doezelt aan zijn voeten komt bij zijn positieven en tilt zijn kop op.
‘Goedemiddag,’ zegt de man. ‘Wat voor teams zijn dit?’
‘Het is gewoon een gelegenheidswedstrijdje tussen kinderen uit de buurt.’
‘Ze zijn niet slecht,’ zegt de onbekende. ‘Bent u een ouder?’
Is hij een ouder? Heeft het zin om te proberen uit te leggen wat hij precies is? ‘Die daar is mijn zoon,’ zegt hij. ‘David. Die lange jongen met het donkere haar.’
De onbekende bekijkt David, de lange jongen met het donkere haar, die afwezig rondkuiert en weinig acht op het spel slaat.
‘Hebben ze overwogen een echt team te formeren?’ zegt de onbekende. ‘Laat ik me voorstellen. Mijn naam is Julio Fabricante. Dit is María Prudencia. Wij zijn van Las Manos. Kent u Las Manos? Nee? Dat is het weeshuis aan de overkant van de rivier.;
‘Simón,’ zegt hij, Simón. Hij schudt Julio Fabricante van het weeshuis de hand, knikt naar María Prudencia. María is, schat hij, veertien jaar, stevig gebouwd, met zware wenkbrauwen en een flink ontwikkelde boezem.
‘Ik vraag het omdat we hen met alle plezier willen ontvangen. We hebben een echt veld met echte lijnen en echte doelpalen.’
‘Ik denk dat ze er genoeg aan hebben om gewoon een balletje te trappen.’
‘Zonder competitie word je niet beter,’ zegt Julio.
‘Dat is waar. Aan de andere kant, een team vormen zou betekenen dat ze er elf moeten selecteren en de rest buitensluiten, wat in tegenspraak zou zijn met de ethiek die ze hebben ontwikkeld. Zo denk ik erover. Maar misschien vergis ik me. Misschien willen ze inderdaad wel aan een competitie meedoen en beter worden. Vraag het hun.
David heeft de bal aan de voet. Hij maakt een schijnbeweging naar links en gaat naar rechts, zo vloeiend dat de verdediger op het verkeerde been wordt gezet. Hij passt de bal naar een teamgenoot en kijkt hoe die de bal met een mak lobje in de armen van de keeper schiet.
‘Hij is erg goed, uw zoon,’ zegt Julio. ‘Een natuurtalent.’
‘Hij is in het voordeel ten opzichte van zijn vrienden. Hij volgt danslessen, dus zijn evenwicht is goed. Als de andere jongens danslessen volgden zouden ze net zo goed zijn.’
‘Hoor je dat, María?’ zegt Julio. ‘Misschien moet je een voorbeeld nemen aan David en danslessen volgen.’
María staart strak voor zich uit.
‘María Prudencia voetbalt ook,’ zegt Julio. ‘Ze is een van de pijlers van ons team.’
De zon gaat onder. Weldra zal de jongen van wie de bal is hem opeisen (‘Ik moet weg’)en zullen de spelers naar huis slenteren.
‘Ik weet dat u niet hun trainer bent,’ zegt Julio. ‘Ik merk ook dat u niet veel opheeft met sport in georganiseerd verband. Maar denkt u er toch eens over na, in het belang van de jongens. Hier is mijn kaartje. Misschien zouden ze het leuk vinden, als team tegen een ander team spelen. Het was heel fijn met u kennis te maken.’
dr julio fabricante, educador, staat er op het kaartje. orfanato de las manos, estrella 4. ‘Kom, Bolívar,’ zegt hij. ‘Tijd om naar huis te gaan.’
De hond komt moeizaam overeind en laat een onwelriekende scheet.
Tijdens het avondeten vraagt David: ‘Wie was die man met wie je praatte?’
‘Hij heet dr. Julio Fabricante. Dit is zijn kaartje. Hij is van een weeshuis. Hij stelt voor dat jullie een team se.lecteren om tegen een team van het weeshuis te spelen.’
Inés bestudeert het kaartje. ‘Educador,’ zegt ze. ‘Wat is dat?’
‘Dat is een deftig woord voor leraar.’
Wanneer hij de volgende middag bij het grasveld arriveert, is dr. Fabricante daar al en hij spreekt de jongens toe die om hem heen drommen. ‘Jullie kunnen ook een naam voor je team kiezen,’ zegt hij. ‘En jullie kunnen de kleur van je teamshirt kiezen.’
‘Los Gatos,’ zegt een jongen.
‘Las Panteras,’ zegt een andere.
Las Panteras krijgt bijval van de andere jongens, die opgewonden lijken door het voorstel van dr. Julio.
‘Wij van het weeshuis noemen ons Los Halcones, naar de havik, de vogel met de scherpste ogen van allemaal.’
David neemt het woord: ‘Waarom noemen jullie je niet Los Huérfanos?’
Er valt een ongemakkelijke stilte. ‘Omdat, jongeman,’ zegt dr. Fabricante, ‘wij niet voorgetrokken willen worden. We willen niet alleen maar winnen om wie we zijn.’
‘Bent u een wees?’ vraagt David.
‘Nee, ik ben zelf toevallig geen wees, maar ik heb de leiding over het weeshuis en woon daar. Ik koester enorm veel respect en liefde voor weeskinderen, van wie er veel meer op de wereld zijn dan je misschien denkt.’
De jongens doen er het zwijgen toe. Hij, Simón, bewaart ook het stilzwijgen.
‘Ik ben een wees,’ zegt David. ‘Kan ik voor uw team spelen?’
De jongens giechelen. Ze zijn gewend aan Davids provocaties. ‘Hou op, David!’ sist een van hen.
Het is tijd dat hij, Simón, ingrijpt. ‘Ik weet niet zeker, David, of je wel begrijpt wat het is om een wees te zijn, een echte wees. Een wees heeft geen familie, geen thuis. Daar komt dr. Julio om de hoek kijken. Hij geeft wezen een thuis. Jij hebt al een thuis.’ Hij wendt zich tot dr. Julio. ‘Excuus dat ik u in een familiedispuut betrek.’
‘U hoeft zich niet te verontschuldigen. De kwestie die de jonge David aansnijdt is een belangrijke. Wat betekent het om een wees te zijn? Betekent het alleen maar dat je geen zichtbare ouders hebt? Nee. Een wees zijn, op het diepste niveau, is alleen op de wereld zijn. Dus in zekere zin zijn we allemaal wezen, want we zijn allemaal, op het diepste niveau, alleen op de wereld. Zoals ik zeg tegen de jonge mensen die ik onder mijn hoede heb: wonen in een weeshuis is niets om je voor te schamen, want een weeshuis is een microkosmos van de samenleving.’
‘U heeft me geen antwoord gegeven,’ zegt David. ‘Kan ik voor uw team spelen?’
‘Het zou beter zijn als je voor je eigen team speelde,’ zegt dr. Julio. ‘Als iedereen voor Los Halcones speelde zouden we niemand meer hebben om tegen te spelen. Er zou geen competitie zijn.’
‘Ik vraag het niet voor iedereen. Ik vraag het alleen voor mezelf.’
Dr. Julio wendt zich tot hem, Simón. ‘Wat denkt u, señor? Vindt u Las Panteras een goede naam voor uw voetbalteam?’
‘Ik heb geen mening,’ antwoordt hij. ‘Ik zou mijn eigen smaak niet aan deze jongelui willen opdringen.’
Daar stopt hij. Hij zou eraan willen toevoegen: Deze jongelui die met alle plezier op hun eigen manier voetbalden totdat u ten tonele verscheen.

 

Reacties zijn gesloten.