Rutger Bregmans zoektocht naar hoe ideeën de wereld kunnen veranderen

Rutger Bregmans zoektocht naar hoe ideeën de wereld kunnen veranderen

Proloog

bregman
Verschijnt 3 september 2019

[fragment] Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog maakte de Britse legertop zich grote zorgen. Londen was in acuut gevaar. De stad was, aldus ene Winston Churchill, ‘het grootste doelwit ter wereld, een enorme dure koe, die is vastgebonden om het roofdier te lokken’.
De naam van dat roofdier? Adolf Hitler. Als het volk zou breken onder de terreur van zijn bommenwerpers, was het gedaan met Groot-Brittannië. ‘Het verkeer zal stoppen, de daklozen zullen gillen om hulp en de stad zal afglijden in totale chaos’, vreesde een Britse generaal. Miljoenen burgers zouden mentaal instorten. Het leger zou niet eens aan vechten toekomen, omdat het de hysterische massa’s in toom zou moeten houden. Churchill voorspelde dat minstens drie tot vier miljoen inwoners van Londen op de vlucht zouden slaan.
Wie wilde weten welk onheil in de lucht hing, hoefde eigenlijk maar één boek open te slaan: Psychologie des foules – ‘Psychologie der massa’s’. De Franse auteur, Gustave Le Bon, was een van de invloedrijkste geleerden van zijn tijd. Hitler had het boek van kaft tot kaft gelezen, net als Mussolini, Stalin, Churchill en president Roosevelt.
Le Bon legde haarfijn uit wat er gebeurt in noodsituaties. Vrijwel onmiddellijk, schreef hij, daalt de mens ‘een aantal treden op de ladder van de beschaving’. Dan grijpen paniek en geweld om zich heen. Dan openbaart zich onze ware natuur.

Op 19 oktober 1939 dicteerde Hitler het aanvalsplan aan zijn generaals. ‘De genadeloze inzet van de Luftwaffe om de Britse wil tot verzet te breken, kan en zal volgen op het gegeven moment.’
De Britten vreesden dat het al te laat was. Even werd nog overwogen om een netwerk van schuilplaatsen te graven onder Londen, maar uiteindelijk werd dat plan toch maar afgeblazen. Straks zouden mensen nooit meer bovenkomen, verlamd door de angst. Op het laatste moment werden nog wel een paar psychiatrische noodhospitalen opgezet buiten de stad, om de eerste slachtoffers in op te vangen.
Toen begon het.
Op 7 september 1940 vlogen 348 Duitse bommenwerpers over het Kanaal. Het weer was goed. Veel inwoners van Londen waren buiten en keken omhoog toen om 16.43 uur de sirenes begonnen te loeien.
Die septemberdag zou de geschiedenis ingaan als Zwarte Zaterdag, en de periode erop als ‘de Blitz’. Alleen al op Londen vielen in negen maanden tijd meer dan 80.000 bommen. Hele buurten werden weggevaagd. Een miljoen gebouwen werden beschadigd of compleet vernietigd, en meer dan 40.000 mensen kwamen om.
Hoe reageerden de Britten? Wat gebeurde er toen zij met miljoenen tegelijk maandenlang werden murw gebeukt met bommen uit de lucht? Hoe hysterisch werden ze, hoe beestachtig of nog erger?

Laat ik beginnen met het verslag van een Canadese psychiater.
In oktober 1940 reed dr. John MacCurdy door Zuidoost-Londen. Hij bezocht een arme buurt die zwaar was getroffen door de bombardementen, met om de honderd meter een krater of ruïne. Als mensen ergens in paniek moesten zijn, was het hier.
Dit trof de psychiater aan, kort nadat het luchtalarm was afgegaan:

Kleine jongens bleven spelen op de stoep, klanten bleven afdingen, een politieman regelde het verkeer in majestueuze saaiheid en fietsers trotseerden de dood en de verkeersregels. Niemand, voor zover ik kon zien, keek naar de lucht.

Wie leest over de maanden van de Blitz, stuit op de ene na de andere beschrijving van een wonderlijke kalmte die neerdaalde over Londen. Een Amerikaanse journalist interviewde een Brits echtpaar in hun keuken. Terwijl de ramen trilden, genoten ze rustig van hun thee. Waren ze niet bang, vroeg de journalist. ‘O nee. En als we dat waren, wat zouden we daaraan hebben?’
Alles wees erop dat Hitler geen rekening had gehouden met het typisch Britse karakter. De stiff upper lip. De droge humor. Ondernemers zetten bordjes voor de ruïnes die eens hun winkels waren: ‘More open than usual.’ De eigenaar van een pub haakte handig in op de ravage: ‘Our windows are gone, but our spirits are excellent. Come in and try them.’
De Britten ondergingen de bommen van de Luftwaffe als de vertragingen van de trein: irritant, maar er viel mee te leven. De treinen reden overigens gewoon door tijdens de Blitz en de schade aan de economie stelde ook niet veel voor. In april 1941 werd de Britse oorlogsproductie harder geraakt door Tweede Paasdag, toen iedereen vrij had, dan door de Blitz.
Na een paar weken werd over de Duitse bommen gepraat als over het weer. ‘Het was erg blitzy vandaag, vond je niet?’ Een Amerikaanse schrijver noteerde dat ‘de Engelsen sneller verveeld zijn dan wie ook’ en vrijwel niemand nog dekking zocht.
En die mentale ravage? Die miljoenen getraumatiseerde slachtoffers waar de experts voor hadden gewaarschuwd? Nergens te bekennen. Natuurlijk was er veel verdriet en woede. Natuurlijk werd er diep gerouwd om de geliefden die waren omgekomen.
Maar de psychiatrische noodhospitalen bleven leeg. Sterker nog, de mentale gezondheid van veel Britten ging erop vooruit. Het alcoholmisbruik nam af. Er pleegden minder mensen suïcide dan in vredestijd. Na de oorlog verlangden veel Britten zelfs terug naar de Blitz, toen iedereen elkaar hielp en het niet uitmaakte of je links of rechts, arm of rijk was.
‘De Britse samenleving werd in veel opzichten sterker van de Blitz’, zou een Britse historicus later schrijven. ‘Hitler was ontgoocheld.’

Al met al had die beroemde massapsycholoog, Gustave Le Bon, er niet verder naast kunnen zitten. De noodsituatie bracht niet het slechtste in mensen naar boven. Het Britse volk steeg juist een paar treden op de ladder van de beschaving. ‘De moed, de humor en de vriendelijkheid van gewone mensen’, schreef een Amerikaanse journaliste in haar dagboek, ‘blijven verbijsterend in het licht van deze nachtmerrie.’

bregman2

Uit interview in de Volkskrant, 30 augustus 2019:

Hoe kun je schrijven dat de meeste mensen deugen als de Holocaust heeft plaatsgevonden?

‘Vanuit de vernistheorie zou de verklaring zijn dat toen onze ware natuur naar boven kwam, onze ware onverschilligheid, ons ware sadisme, onze ware volgzaamheid. Je hoeft maar dít te doen en gewone jongens veranderen in beesten. Je hoeft maar een commando te geven en mensen marcheren richting de loopgraven of werken mee in de bureaucratie van de gaskamers. Ik denk dat het zo niet zit. Maar vervolgens bleef ik met de vraag achter: hoe dan wel? Mijn verklaring is dat het kwade zich kan vermommen als het goede, en dat het daarbij emoties zoals empathie misbruikt. Als je inzoomt op het historische proces, is het niet zo dat iemand ineens verandert van een brave burger in een kampbeul. Het gebeurt gestaag, er vindt normalisering plaats, grenzen verschuiven. Mensen kunnen er stukje bij beetje van overtuigd raken dat het kwade goed is. Groepen kunnen geïsoleerd worden, gedehumaniseerd. Het is schokkend om te zien dat processen die je op kleine schaal ziet, in het hier en nu, op zo’n grote schaal doorgevoerd konden worden dat we eindigden in Auschwitz.’

Als mensen bereid zijn om de afschuwelijkste dingen te doen in overtuiging dat ze juist iets goeds doen, maakt dat het dan niet juist veel enger?

‘Dat ben ik wel met je eens. De mens is een door en door vriendelijk wezen. We willen niet alleen zijn, verbinden ons met elkaar. Het zijn precies die mechanismen die ons meelopers maken. We vinden het moeilijk om in te gaan tegen de groep, om naar ons geweten te luisteren als dat ertoe leidt dat we ergens buiten vallen.’

Reacties zijn gesloten.