‘Je hoort bij de mensen voor wie je schrijft’
[Trouw 22-12; fragment] Het is de dag na de sneeuwchaos die Nederland in zijn greep hield. Huub Oosterhuis (84) zit in zijn werkkamer in het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed achter zijn bureau. Hij draagt een donkerblauw pak met een wit overhemd. Voor hem liggen de drukproeven van zijn nieuwe dichtbundel. Hij doet zijn bril af, zoekt wat tussen de papieren, pakt er een gedicht uit en begint hardop te lezen.
Ben van religie niet.
Heb wel de stem gehoord
van het bevrijdingsvisioen dat gloedrood in de Joodse Bijbel staat geschreven:
‘Gelijke rechten op geluk
de zachte krachten van de solidariteit
genade brood voor ieder mens.
Uittocht uit alle wrede slimme
martelende slavernijsystemen
ooit en steeds opnieuw bedacht.’
De stem die dit
tot mijn geweten spreekt
is god voor mij.
En als ik zing uitzinnig ingetogen
in eigen zieletaal, of Bach aanhoor:
‘t gaat over dit, die god alleen
en verder godsdienst geen.
Je mag hopen dat de uitgever van zijn nieuwe dichtbundel ook een luister-cd maakt. Voor te lezen door Oosterhuis zelf. Met die donkere stem die in al die jaren niet aan kracht heeft ingeboet. Als hij klaar met lezen is, blijft het even stil.
Dat bent u toch in het gedicht?
“Ja, dat is de dichter.”