Een perpetuum mobile van taal

Een perpetuum mobile van taal

oosterhoff6

[blog no. 1000!] [P.F. Thomése in De Gids, 181ste jaargang] ‘Op de rok van het universum’ van Tonnus Oosterhoff is op te vatten als een organische roman, die groeit en groeit, totdat er een organisme is gevormd waar afzonderlijke identiteiten en tegenstellingen geen rol meer spelen. Alles ontstaat uit alles, alles gaat in alles op. Je kunt deze roman op elke bladzijde gaan lezen. Wat je ziet, wanneer je als dromer naar dit denken kijkt, is een voortdurende beweging, een voortdurende metamorfose waarin taal in betekenis verandert en weer terug in nieuwe taal. En als lezer verander je mee, je laat je meevoeren zonder dat je houvast krijgt, steeds is het weer iets anders wat je leest. Een perpetuum mobile van taal.

Dat je Roelof de Koning in dit literaire tumult per se als hoofdpersoon wilt zien, is terug te voeren op het hardnekkige verlangen van de lezer om meer te zijn dan een broodkruimel, om een gezicht te hebben dat gezien mag worden en om er in het universum werkelijk toe te doen door je zelf in de hiërarchie der gebeurtenissen bovenaan te plaatsen.

De manier waarop deze Roelof gaandeweg in de maalstroom van de tekst verdrinkt, roept bij mij herinneringen op aan het verhaal over de tuinder Meiland. Ik geef de samenvatting die de schrijver zelf geeft op het achterplat: Op een ochtend loopt hij in alle vroegte met een zware koffer de Noordzee in en blijft doorvertellen wat hem overkomt (..).

Met andere woorden: de overgang tussen leven en dood doet er niet toe, de woorden trekken zich daar niets van aan. De taal heeft niets met een persoon te maken, lijkt de schrijver hiermee te willen zeggen. Personen komen op en gaan kopje onder, maar de taal gaat gewoon voort, als een stroom, als een natuurverschijnsel.

Het universum, met die rok, is, nu weet ik het, de taal. En wij, personen, zijn in die taal slechts broodkruimeltjes, die af en toe door een welwillend woord worden opgepikt. Met al onze bedoelingen gaan wij kopje onder in de taal, zoals die tuinder met zijn zware koffer, die gewoon doorloopt, terwijl de Noordzee zich boven hem sluit. De woorden zijn ons de baas, wij spelen zelf geen noemenswaardige rol, al geloven wij, blind en dromend op de bodem van de werkelijkheid, soms van wel.

Literatuur is voor Oosterhoff, in navolging van de joodse mystiek, een zaak van ‘betoverende verbeelding’.

oosterhoff3

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *